Inleiding
Het bestaan van hypertensie is – vooral in combinatie met ander risico-elementen – nadelig voor de prognose van hart- en vaatziekten.1 Het definiëren van verhoogde tegenover normale bloeddruk staat in tegenspraak tot het gegeven dat de kans op cardiovasculaire complicaties volgens een continuum stijgt. Toch vereist de praktijk, dat er bepaalde criteria worden aangehouden.
Waar de prognostische betekenis van bloeddrukverhoging traditiegetrouw in verband wordt gebracht met de diastolische druk, kan men in navolging van onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie de volgende hypertensie-‘trappen’ onderscheiden: ‘borderline’ = 90 t.m. 94 mmHg, licht = 95 t.m. 104 (thans zijn onzes inziens deze eerste twee ten onrechte samengevoegd onder de noemer (‘mild’),2 matig = 105 t.m. 114 en ernstig > 115 mmHg. Op bevolkingsschaal hebben de lichtere graden van hypertensie door hun veelvuldig voorkomen de belangrijkste invloed. Voor het individu houden daarentegen juist de meer sporadische, ernstiger vormen van hypertensie de grootste…
Reacties