Samenvatting
Om te onderzoeken welke factoren belangrijk zijn voor het ontstaan van fantoompijn werden 92 patiënten retrospectief vergeleken. Veertig van hen hadden 2 jaar of langer na de amputatie ernstige fantoompijn. De controlegroep bestond uit 52 patiënten die na amputatie geen fantoompijn hadden. Het bleek dat langdurige pijnklachten vóór de amputatie vrijwel altijd leidden tot fantoompijn. Over de samenhang tussen de gebruikte operatiemethode (myodese-myoplastiek of conventionele amputatie) en fantoompijn kon geen uitspraak worden gedaan. Wel is er een aanwijzing dat bij patiënten met een vasculaire indicatie tot amputatie en myodese-myoplastiek als operatiemethode minder fantoompijn voorkomt dan bij patiënten met een amputatie wegens een ongeval.
Bij de anamnestische factoren bleek de grootte van het fantoom zeer sterk samen te hangen met fantoompijn. Ook waren er een aantal afferente verschijnselen (allodynia, pathologische processen op afstand) en een aantal efferente verschijnselen (coördinatiestoornissen van de stomp en vegetatieve symptomen) die een statistisch significant verband met fantoompijn toonden. De theoretische achtergronden van deze bevindingen en preventieve en therapeutische consequenties worden besproken.
Reacties