Samenvatting
Doel
Vaststellen van adviezen voor de preventie van vitamine K-deficiëntie bij gezonde jonge zuigelingen.
Opzet
Prospectieve klinische trials.
Plaats
Nijmegen en omstreken.
Methode
Bestudering van vitamine K1- en ‘proteins induced by vitamin K absence’ (PIVKA)-II-concentraties en enkele stollingsgraadmeters op de leeftijd van 2, 4, 8 en 12 weken bij gezonde met de borst gevoede zuigelingen die ofwel eenmalig 1 mg vitamine K1 oraal (n = 165) of intramusculair (n = 166) kregen, ofwel wekelijks 1 mg per os (n = 48), ofwel dagelijks 25 µg per os (n = 58). De waarden werden tevens vergeleken met die welke werden gevonden bij 10 met de fles gevoede zuigelingen.
Resultaten
Na intramusculaire toediening waren er significant hogere serumconcentraties van vitamine K1; toch was er geen verschil in Thrombotestuitslag, activiteiten van de stollingsfactoren VII en X, en de PIVKA-II-concentratie tussen de groep met de orale en die met de intramusculaire toedieningswijze. Beide eenmalige giften van 1 mg konden het ontstaan van PIVKA-II na de leeftijd van 1 maand niet voorkomen. Bij wekelijks 1 mg of dagelijks 25 µg vitamine K1 werden significant hogere serumconcentraties vitamine K1 bereikt en waren geen PIVKA-II aantoonbaar. Er was geen accumulatie van vitamine K1 in het bloed.
Conclusie
Een eenmalige toediening van 1 mg vitamine K1 per os of intramusculair na de geboorte biedt onvoldoende bescherming tegen het optreden van late vitamine K-deficiënties bij gezonde zuigelingen met borstvoeding. Het toedienen van 1 mg vitamine K1 per week of 25 µg per dag is effectief wat betreft de preventie van vitamine K-deficiëntie en leidt niet tot accumulatie van vitamine K1 in het bloed.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, december 1993,
Uit het onderzoek van Cornelissen en Monnens blijkt dat 1 mg vitamine K bij de geboorte, oraal of intramusculair, en 25 g vitamine K per dag vanaf de eerste week, als gevolg heeft dat er geen ‘proteins induced by vitamin K absence’ (PIVKA)-II meer in het bloed worden aangetroffen en dat er een hogere concentratie van vitamine K is dan bij de kinderen die borstvoeding krijgen zonder substitutie (1993;2205-8). De auteurs leiden hieruit af dat het onderzoek de juistheid aantoont van de geformuleerde aanbevelingen van de studiegroep Zuigelingenvoeding van de Nationale Kruisverenigingen, het Voorlichtingsbureau voor de Voeding en de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Deze conclusie gaat onzes inziens te ver: het onderzoek toont slechts aan dat de aanbevelingen resulteren in het verdwijnen van PIVKA-II en in een hogere vitamine K-waarde.
De basale vraag of de combinatie van aanwezigheid van PIVKA-II en lage vitamine K-concentratie equivalent is aan klinisch relevante vitamine K-deficiëntie wordt echter niet beantwoord. Bij aanwezigheid van PIVKA-II bij een lage vitamine K-concentratie kan men spreken van ‘biochemische’ deficiëntie. Vóór de invoering van de vitamine K-profylaxe volgens genoemde richtlijnen ontwikkelden zich echter bij 99,9% van de met de borst gevoede zuigelingen geen bloedingen, ondanks de aanwezigheid van PIVKA-II. De door de auteurs beschreven evaluatie toont aan dat vitamine-K-profylaxe in staat is de verschijnselen van biochemische vitamine K-dificiëntie te voorkomen. Voorts zijn er overtuigende aanwijzingen dat ook de hemorragische ziekte bij de zuigeling door de profylaxe kan worden voorkomen. Het gaat ons echter te ver om hieruit de conclusie te trekken dat alle gezonde pasgeborenen aan vitamine K-deficiëntie leiden. Degenen die zonder profylaxe ernstige bloedingsverschijnselen vertoonden, behoren waarschijnlijk tot een kleine kwetsbare groep, die beschouwd moet worden als neonataal vitamine K-afhankelijk. Het invoeren van een algemene profylaxe heeft als groot voordeel dat deze groep zuigelingen beschermd wordt. Een nadeel is dat het indentificeren van de factoren die deze groep kwetsbaar maken, veel moeilijker wordt.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, januari 1994,
Wij zijn het met collegae De Groot en Peters eens dat het voorkómen van een ‘biochemische’ vitamine K-deficiëntie niet automatisch inhoudt het voorkómen van bloedingen ten gevolge van vitamine K-deficiëntie. Zoals de laatste regel van het artikel aangeeft, zal epidemiologisch onderzoek duidelijk moeten maken of hemorragische ziekte van de zuigeling voorkómen wordt door onderhoudssuppletie met vitamine K. Overigens tonen Matsuzaka et al. nogmaals een duidelijke negatieve correlatie tussen de concentratie PIVKA-II en de normotestwaarden in een groep gezonde voldragen pasgeborenen.1
Wij concludeerden niet dat alle pasgeborenen aan vitamine K-deficiëntie leiden. Ook indien géén vitamine K wordt toegediend, vertoont ‘slechts’ ongeveer 10% van de zuigelingen met borstvoeding een biochemische vitamine K-deficiëntie. Welke kinderen uiteindelijk ernstige bloedingsverschijnselen krijgen, is onbekend. Onzes inziens is dat niet per se een groep die neonataal vitamine K-afhankelijk is. Het merendeel van de ernstige bloedingen betreft de zogenaamde late bloedingen na de eerste levensweek, die frequent intracranieel gelokaliseerd zijn. Daar vitamine K slechts een korte halfwaardetijd heeft, is een continu aanbod belangrijk gedurende de gehele kwetsbare periode van 3 maanden.
Matsuzaka T, Tanaka H, Fukuda M, et al. Relationship between vitamin K dependent coagulation factors and anticoagulants (protein C and protein S) in neonatal vitamin K deficiency. Arch Dis Child 1993; 68: 297-302.