Samenvatting
Doel
Evaluatie van de Rotterdamse richtlijn voor verwijzing van chronische hepatitis-B-virus(HBV)-patiënten van de eerste naar de tweede lijn voor diagnostiek en behandeling.
Opzet
Retrospectief.
Methode
Van patiënten met chronische hepatitis B die in 1998 of 1999 bij de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst (GGD) in Rotterdam waren aangemeld, werd nagegaan of zij het verwijzingstraject volgens de richtlijn hadden doorlopen. Dit werd gedaan aan de hand van hun dossiers en door telefonisch enquêteren van hun huisartsen.
Resultaten
In 1998 en 1999 waren 376 chronische hepatitis-B-patiënten aangemeld bij de GGD Rotterdam. 32 viel uit tijdens het verwijzingstraject. De uitval vond plaats op drie verschillende momenten: 13 tijdens de beoordeling of patiënten binnen de termen van de richtlijn vielen, 12 tijdens het advies van de GGD aan de patiënten en 7 in de periode na de GGD en (via een verwijzing door de huisarts) tot het eerste contact met de specialist. Redenen voor uitval waren procesfactoren, zoals incomplete informatie in het dossier en onduidelijkheden in het beleid, en persoonlijke factoren, zoals het niet opvolgen van adviezen door huisarts of patiënt.
Conclusies
De onderzochte richtlijn functioneerde goed, maar kon verbeterd worden, omdat een deel van de daarvoor in aanmerking komende patiënten niet bij de specialist terechtkwam. Verbeteringen waren mogelijk door de verwijsketen te verkorten en door zowel patiënten als huisartsen nog beter te informeren over hepatitis B en mogelijke gevolgen van de infectie.
Reacties