Samenvatting
Doel
Vaststellen van frequentie, letaliteit en risicofactoren van ernstige maternale morbiditeit in Nederland, en beoordelen van substandaard factoren.
Opzet
Prospectief populatiegebaseerd cohortonderzoek onder alle 98 verloskundeafdelingen in Nederland.
Methoden
Alle gevallen van ernstige maternale morbiditeit werden verzameld gedurende een periode van 2 jaar. Alle bevallingen in Nederland gedurende dezelfde periode dienden als referentiecohort (n = 371.021). Vanwege de oververtegenwoordiging van niet-westerse immigranten in de moedersterftestatistieken was er speciale aandacht voor etnische afkomst. In een subgroep van 2,5% van alle gevallen werden substandaard zorgaspecten beoordeeld tijdens auditbijeenkomsten door het land.
Resultaten
Er werden in totaal 2552 gevallen van ernstige maternale morbiditeit gerapporteerd. De frequentie was 7,1 per 1000 bevallingen. Er waren 847 IC-opnames (2,4 per 1000), 218 gevallen van uterusruptuur (6,1 per 10.000), 222 gevallen van eclampsie (6,2 per 10.000) en 1606 gevallen van ernstige fluxus (4,5 per 1000). Niet-westerse immigranten hadden een 1,3 maal zo hoog risico op ernstige maternale morbiditeit als westerse vrouwen (95%-BI: 1,2-1,5). De letaliteit was 1 op 53. Substandaard zorg werd gevonden in 39 van de 63 geanalyseerde gevallen (62%).
Conclusie
Ernstige maternale morbiditeit compliceert tenminste 0,71% van de bevallingen in Nederland, waarbij immigranten een verhoogd risico hebben. Aangezien substandaard zorg zich in de meerderheid van de beoordeelde gevallen voordeed, kan ernstige maternale morbiditeit verder worden gereduceerd.
Ernstige maternale morbiditeit
Met interesse heb ik kennis genomen van deze studie. Terecht stellen de auteurs dat maternale morbiditeit een belangrijke indicator is om de standaard van onze verloskundige zorg, naast de maternale sterfte en de perinatale morbiditeit en sterfte, te evalueren. Dit is in het artikel goed onderbouwd uitgewerkt.
Wat speciaal mijn aandacht trok is de vanzelfsprekende relatie tussen de primaire en secundaire keizersnede en de maternale morbiditeit. Ik schrok toen ik (in tabel 4) zag dat het percentage keizersnedes in dit onderzoek 43,6% is; (het betreffende absolute aantal kon ik niet vinden in het artikel). Ik vraag mij af of die 13,0% voor heel Nederland nog wel actueel is. Ik zou de auteurs willen vragen om deze groep eruit te lichten en in te gaan op de morbiditeit onder de moeders in deze groep.
Ik hoop dat er gynaecologen in Nederland zijn die ook schrikken bij het zien van dat cijfer. 43,6% van de bevallingen in een van onze ziekenhuizen eindigt in een sectio caesarea, met een hoge bijdrage aan de maternale mortaliteit (relatief risico 5,2).
Ik las 1 à 2 jaar geleden een polemiek in Medisch Contact over de vaginale stuitbevalling. Ik herinner me hieruit dat 80% van de gynaecologen in opleiding op verzoek van de moeder over zou gaan op een primaire sectio caesarea. Ik denk dan: 'toch de verkeerde aangenomen'. Ik hoop niet dat deze tendens zich voortzet bij andere potentiële indicaties voor een primaire of secundaire sectio caesarea. De cijfers suggereren anders, maar bovenal liegt de maternale morbiditeit er niet om.
Ik hoop dat er nog krachten zijn om de tendens van meer sectio´s in Nederland te keren. Deze studie is daar een goede aanzet toe, maar roept om een vervolg. Ik weet dat de cijfers uit de ons omringende landen nog hoger zijn.
Dit onderwerp raakt mij zeer en ik zie dat ik daarin niet alleen sta. Ik ben vader van een dochter van 8, ik ben arts en sta voor kwaliteit van werk gebaseerd op evidence. Ik ben in de jaren tachtig en negentig actief geweest bij het Perinataal Project Groningen onder leiding van professor Touwen en professor Huisjes. Ik heb gepubliceerd over dit onderwerp. Daarnaast heb ik veel verloskundige ervaring opgedaan in Curaçao en als tropenarts in Zambia en Zimbabwe (1995-2001). Momenteel ben ik als niet-verloskundig huisarts werkzaam.
Bas Berntsen, huisarts te Tiel