Samenvatting
Doel
Het beloop en de kenmerken vaststellen van het jaarlijks aantal nieuwe diagnosen ‘HIV-1-infectie’ in Nederland.
Opzet
Prospectieve registratie in de periode 1 januari 1998-31 december 2000.
Methode
Nederlandse kinderartsen melden maandelijks via het Nederlands Signaleringscentrum Kindergeneeskunde ieder kind bij wie een HIV-infectie was gediagnosticeerd. De meldingen werden gevolgd door toezending van vragenlijsten.
Resultaten
In de periode 1998-2000 werd bij 42 kinderen een HIV-1-infectie vastgesteld. In de periode 1995-1997 was dit aantal nagenoeg gelijk (n = 43). Bij 86 van de kinderen was één of beide ouders afkomstig uit een gebied in de wereld met een gegeneraliseerde HIV-epidemie. Van 2 kinderen (5) waren de beide ouders van Nederlandse afkomst. Het merendeel (81) van de kinderen werd via verticale transmissie door hun moeder geïnfecteerd. Van deze kinderen was 48 (n = 20) in Nederland geboren. 40 van de in Nederland geboren en door verticale transmissie geïnfecteerde kinderen woonde in 1 van de 4 grote steden. De overige 60 woonde verspreid over nagenoeg alle provincies van Nederland.
Conclusies
De stijging van het aantal nieuw-geïnfecteerde kinderen in de periode 1995-1997 leek af te vlakken in 1998-2000, mogelijk als gevolg van een actiever test- en behandelbeleid onder zwangere vrouwen uit risicogroepen. De 20 in Nederland geboren geïnfecteerde kinderen laten zien dat dit beleid gericht op het voorkómen van verticale transmissie nog onvoldoende wordt doorgevoerd.
Reacties