Samenvatting
Doel
Benadering van de incidentie van parasuïcide in een grootstedelijk gebied en beschrijving van risicoprofielen met het oog op secundaire preventie.
Opzet
Longitudinaal prospectief registratieproject over de jaren 1987-1993.
Methode
In de gemeente Den Haag werden contacten verband houdende met parasuïcidaal gedrag geregistreerd door ziekenhuizen, Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG's), ambulancediensten en het crisiscentrum. De registratie omvatte naast demografische gegevens informatie over de toedracht van het incident en de verdere actie. Koppeling van de geanonimiseerde gegevens met elkaar alsmede met gegevens betreffende suïcide van de gemeentelijk lijkschouwer vond centraal plaats en bood gelegenheid tot longitudinaal vervolgen van individuele ziektegeschiedenissen.
Resultaten
Over de periode van 7 jaar (1987-1993) werden 4458 parasuïcides op Haags grondgebied geregistreerd. Het aantal parasuïcide plegende personen bedroeg 3333. De verdeling naar leeftijd en geslacht week niet af van eerder gepubliceerde landelijke en Haagse cijfers, maar de absolute en relatieve aantallen kwamen 50-100 hoger uit dan de tot dusverre bekende aantallen. De recidivering van parasuïcidaal gedrag over een gemiddelde follow-upperiode van 3,8 jaar bedroeg 18,2. Bovendien bleek een herhaling zich steeds sneller voor te doen. Het suïciderisico na de laatst bekende parasuïcide bedroeg 1,5 binnen 1 jaar voor mannen en vrouwen en 1,9 voor vrouwen en 2,9 voor mannen binnen 4 jaar. Voor mannen en vrouwen die in de verslagperiode 3 maal of vaker parasuïcide hadden gepleegd, bedroeg het suïciderisico binnen 4 jaar na de laatste parasuïcide ruim 5. De incidentie van parasuïcide onder meisjes en jonge vrouwen met een Surinaamse (en in mindere mate ook Marokkaanse of Turkse) etnisch-culturele afkomst was hoger dan die onder Nederlandse vrouwen van dezelfde leeftijd.
Reacties