Samenvatting
Achtergrond
Eosinofiele otitis media (EOM) is een relatief zeldzame middenooraandoening die sterk kan lijken op therapieresistente otitis media met effusie (OME). De diagnose wordt gesteld als eosinofielrijke middenoorvloeistof aanwezig is samen met 2 of meer van de volgende minorcriteria: een voorgeschiedenis met (a) neuspoliepen of (b) bronchiaal astma, daarnaast (c) viskeuze middenoorvloeistof of (d) geen effect van de conventionele behandeling van otitis media.
Casus
Een 70-jarige man had progressief gehoorverlies. De voorgeschiedenis vermeldde de ASA-trias bestaande uit bronchiaal astma, nasale of ethmoïdale polypose en aspirine-intolerantie. Bij otoscopie werd beiderzijds OME gezien. Conventionele behandeling hiervan had geen effect. Bij myringotomie werd een viskeus middenoorexsudaat met een hoog gehalte aan eosinofiele granulocyten aangetroffen. Na behandeling met orale prednisolon verminderden de klachten van patiënt aanzienlijk. Later, toen zijn astma beter onder controle was, was de prednisolonbehandeling niet meer nodig en bleef het gehoor stabiel.
Conclusie
Het adequaat herkennen en behandelen van patiënten met EOM zal resulteren in het voorkomen van permanente gehoorschade.
Eosinofiele otitis media, prevalentie onderschat?
Met belangstelling heb ik uw artikel over de casus van EOM gelezen.1 Gezien de door u beschreven ernstige gevolgen van de aandoening bij onderbehandeling en het grote succes van adequate, relatief eenvoudige behandeling ben ik geïnteresseerd in de prevalentie/incidentie van deze aandoening in Nederland. Ik vond in de Japanse literatuur een voorzichtige schatting van de prevalentie in Japan, verkregen door enquêtes gehouden onder KNO-afdelingen van 1409 ziekenhuizen.2 De diagnose EOM werd uiteindelijk bij 341 patiënten gesteld na een reactie van ongeveer de helft van de aangeschreven ziekenhuizen. Vertaald naar de Nederlandse situatie kan dit een prevalentie van 5-6 per 1 miljoen patiënten opleveren ofwel totaal op de Nederlandse bevolking van ongeveer 85 patiënten.
Ik herken in mijn huisartsenpraktijk echter diverse patiënten met gedeeltelijk dezelfde problematiek als de casus: therapieresistente OME, geleidingsdoofheid, polyposis nasi, al dan niet geopereerd, chronische (pan)sinusitis, en astma. Herkenning van EOM bij deze patiëntengroepen zou wellicht wel een effectieve behandeling hebben opgeleverd. Het zou er op kunnen wijzen dat de aandoening vaker voorkomt dan de Japanse schatting. Bovendien valt me op dat de aandoening voornamelijk in Japan beschreven is. Zou EOM die door Iino in Japan in 2011 geduid wordt als een “fairly common middle ear disease” door andere landen dan Japan, waaronder Nederland, helaas niet herkend worden?3 En is prevalentie-onderzoek hiernaar niet dringend gewenst? Alsook onderzoek naar de effectiviteit van injecties met triamcinolonacetonide-suspensie rechtsstreeks in het mesotympanum?
Is EOM zeldzaam of niet herkend?
Wim van Geldorp, huisarts np
1. Monique A.M.de Jong, L.O.M.J. (Otto) Smithuis, Robert J.Stokroos
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A8044
2. Suzuki H; Matsutani S; Kawase T; Iino Y et al. Epidemiologic surveillance of “eosinophilic otitis media”. Otol Jpn. 2004: 14: 112-7
3. Iino Y, Tomioka-Matsutani S. Matsubara A, Nakagawa T. Nonaka M. Diagnostic criteria of eosinophilic otitis media, a newly recognized middle ear disease. Auris Nasus Larynx. 2011; 38: 456-61
WJ.van Geldrop, Huisarts niet praktiserend.
Helmond.