Het afgelopen jaar deed een nieuw begrip zijn intrede in de gezondheidszorg: zorgvernieuwing. Het woord komt niet voor in Van Dales groot woordenboek. Wel siert het de titel van de eerste nota van staatssecretaris Simons: Werken aan zorgvernieuwing;1 ook kwamen er maart 1991 duizenden mensen op een vijfdaagse Jaarmarkt Zorgvernieuwing te Utrecht; verder registreerde het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Eerstelijnsgezondheidszorg (NIVEL) meer dan 600 zorgvernieuwingsprojecten.2 Dit artikel gaat over dit nieuwe begrip en de verschijningsvormen ervan in de praktijk. De beschouwing biedt een aantal concepten om zorgvernieuwing te omschrijven en te analyseren. In latere artikelen komen condities van zorgvernieuwing, mogelijkheden voor innovatie per zorgsector en diverse aspecten van innovatief beleid aan de orde.
Begripsomschrijving
Wij definiëren zorgvernieuwing als volgt: een door bestaande organisaties bewust gekozen verandering in het aanbod van zorg met als doel de kwaliteit en (of) de efficiëntie van de zorgverlening te verbeteren. Wij…
(Geen onderwerp)
St. Jacobiparochie, augustus 1991,
Met belangstelling heb ik het artikel van Schrijvers en Van Londen gelezen (1991;1502-6).
Belangrijk voor de teneur van een artikel zijn de paradigmata waarvan schrijvers zich bedienen: dit artikel begrijp ik het beste wanneer ik niet van een medisch standpunt uitga, doch van economische principes.
John Kenneth Galbraith, hoogleraar economie te Harvard, USA, adviseur van wijlen president Kennedy, heeft in ‘The industrial State’ beschreven,1 hoe grote ondernemingen (technostructuur) niet langer door de belanghebbenden worden geleid, maar door de economische en technische deskundigen. Dit zijn enorme machtsconcentraties geworden die steeds onafhankelijker van overheid en consument kunnen opereren.
De huidige gezondheidszorg is een dergelijke technostructuur, een economisch systeem dat het produkt ‘zorg’ op de markt brengt, onder leiding van economische en medische deskundigen uit de hoek van de farmaceutische industrie, de verzekeraars en de overheid, zonder dat de werkers (zorgverleners) en de consumenten veel invloed hebben over de produktie, de distributie en de kwaliteit van het produkt zorg.2-4 Het artikel van Schrijvers en Van Londen is een uitstekende illustratie hoe de door Galbraith geschetste ontwikkeling in onze gezondheidszorg haar verdere verloop zal krijgen, zonder dat producenten en consumenten van zorg dit proces kunnen beïnvloeden, en waardoor de vorm van zorg inpasbaar blijft in het stramien van ‘de industriële staat Nederland’.
Galbraith JK. The new industrial State. Signet Books.
Achterhuis H. De markt van welzijn en geluk. 5e dr. Baarn: Ambo.
Boot JM, Knapen MHJN. De Nederlandse gezondheidszorg. Utrecht 1990.
Westerink EJ. Klimatologische verkenningen in de intramurale gezondheidszorg. Lochem: Slaterus, 1979.