Een tweede mening?

Opinie
R.S.G. Holdrinet
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:950-2

Bij het stellen van een vèrstrekkende c.q. potentieel levenbedreigende diagnose of bij het voorstellen van ingrijpende behandelingen verzoeken sommige patiënten de specialist om verdere verwijzing voor het krijgen van zogeheten ‘second opinion’. Vaak betreft het dan een verzoek om verwijzing naar een op een bepaald terrein werkzame specialist of een gespecialiseerd centrum waarvan men het bestaan soms op grond van eigen informatie, maar vaak ook via een patiëntenvereniging te weten is gekomen.

Zo zien wij voor onderzoek op onze polikliniek de laatste jaren met enige regelmaat patiënten, vaak vergezeld met enkele familieleden, die op eigen verzoek zijn gekomen om onze mening te vernemen ten aanzien van een elders gestelde diagnose of voorgesteld behandelingsplan, ten aanzien van een kwaadaardige beenmerg-of lymfeklierziekte. Bij het aanhoren van de wijze waarop zulke patiënten dan naar onze polikliniek ‘werden verwezen’, blijkt dat het aanvankelijke verzoek om zo'n verwijzing bij de behandelend specialist nogal eens op…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Kliniek voor Inwendige Ziekten, afd. Hematologie, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Dr.R.S.G.Holdrinet, internist-hematoloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, juni 1988,

Hierbij wil ik mijn waardering uitspreken voor het duidelijke artikel van collega Holdrinet (1988;950-2). Bij behandelende artsen blijken inderdaad nogal eens ‘klein-menselijke overwegingen’ een rol te spelen, wanneer het gaat om het (niet) geven van medewerking aan een ‘second opinion’. Vanuit mijn ervaring noem ik gaarne nog twee andere redenen, waarom het vragen van een tweede mening onbevredigend kan verlopen voor patiënten.

– Als het second opinion-consult een (te) kort consult is, waarin de patiënt niet de gelegenheid krijgt de nieuwe informatie te integreren in zijn besluitvormingsproces, ontstaat vaak het gevoel ‘door de bomen het bos niet meer te zien’ en nog verder van huis te zijn.

Het geven van een second opinion schept een extra verantwoordelijkheid, hetgeen betekent, dat, zeker als de situatie aanvankelijk ingewikkelder lijkt te worden, de patiënt, zo gewenst, hulp krijgt bij het bepalen van zijn eigen standpunt.

– Er zijn patiënten die het gevoel hebben wel een tweede mening, maar geen onafhankelijke mening gekregen te hebben. Dit gevoel, tot uitdrukking gebracht in opmerkingen als ‘artsen vallen elkaar nooit af’ is nogal eens terecht en verwijst meer naar het twijfelachtig functioneren van ons kritische geweten dan naar de (lastige) patiënt.

Tot slot nog het volgende: uit de Amerikaanse literatuur over ‘second opinion programs’ blijkt dat (ook al is de tweede mening niet om patiënt-vriendelijke, maar om economische redenen gestimuleerd) de patiënt zich door het vragen van een tweede mening beter geïnformeerd voelt en daardoor beter in staat zelf een beslissing te nemen, één van de voorwaarden voor een zo goed mogelijk behandelingsresultaat. Verder blijkt in situaties, waarin indicatie en behandelingsvoorstel van ‘marginale’ aard zijn, de second opinion een grote rol te spelen. Behandelende artsen die weten dat naar aanleiding van het behandelingsvoorstel een tweede mening wordt gevraagd, blijken namelijk kritischer en terughoudender in hun advies.

H.C.H. Coumou