Samenvatting
Doel
De diagnostische waarde vaststellen van antistoffen tegen oplosbaar (‘soluble’) leverantigeen (anti-SLA-antistoffen) en van een aantal andere autoantistoffen voor de diagnose ‘auto-immune hepatitis’ (AIH).
Opzet
Retrospectief.
Methode
Anti-SLA, antinucleaire antistoffen (ANA), antistoffen tegen glad spierweefsel (anti-SMA), antineutrofielencytoplasmatische antistoffen (perinucleair patroon; pANCA) en antistoffen tegen lever-niermicrosoomantigeen type 1 (anti-LKM-1) werden bepaald in sera van 97 AIH-patiënten en 121 patiënten met andere leveraandoeningen, zoals virale of medicamenteuze en alcoholische leverziekte. De sensitiviteit en specificiteit voor het stellen van de diagnose ‘AIH’ werden bepaald voor de afzonderlijke antistoffen en combinaties daarvan.
Resultaten
Anti-SLA-antistoffen werden alleen aangetoond bij AIH-patiënten (specificiteit: 100); 1 op de 7 AIH-patiënten (14) had deze antistoffen en bij 2 waren dit de enige aantoonbare antistoffen. Ook anti-LKM-1-antistoffen waren 100 specifiek, maar de sensitiviteit (2) hiervan was lager dan voor anti-SLA-antistoffen. De sensitiviteit voor ANA (53), pANCA (39) en anti-SMA-antistoffen (39) was hoger, maar de specificiteit lager. Bij 20 van de patiënten met AIH was geen enkele autoantistof aantoonbaar. De aanwezigheid van meerdere autoantistoffen vergrootte de waarschijnlijkheid van de diagnose ‘AIH’ in de onderzochte patiëntenpopulatie.
Conclusie
Bij aanwijzingen voor AIH kan de aanwezigheid van (een combinatie van) de autoantistoffen anti-SLA, ANA, anti-SMA, anti-LKM-1 en pANCA nuttig zijn bij het vaak moeilijk te maken onderscheid tussen AIH en overige leveraandoeningen. De test op anti-SLA-antistoffen is specifiek voor AIH en daarmee een waardevol diagnosticum.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:490-4
Reacties