Een geval van prompt fertiliteitsherstel na een partus

Klinische praktijk
H.J.A.T. Doppenberg
H.B. Mulder-Meiss
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:776-8
Abstract

Samenvatting

Wij beschrijven een ongewenste zwangerschap, ontstaan in vrijwel onmiddellijke aansluiting aan de voorgaande, wèl gewenste, voldragen zwangerschap. De reden om deze mededeling te doen is dat wij in de literatuur geen eerder voorbeeld zijn tegengekomen van een ovulatie twee weken post partum. Uit de beschikbare onderzoeken blijkt dat borstvoeding enige bescherming biedt tegen spoedig herstel van de fertiliteit, terwijl bij kunstvoeding een eerste ovulatie vroeger verwacht moet worden.

Als er vaginaal bloedverlies is in het puerperium (geen lochia), dan neemt niet alleen de kans op ovulatie bij die vrouwen duidelijk toe, maar ook de kans op endometritis. Er kan niet meer van uitgegaan worden dat direct aansluitend aan de partus geen anticonceptionele maatregelen nodig zijn.

Auteursinformatie

Dr.W.F.Stormkliniek (Stimezo), Ebenhaezerstraat 22c, 3083 RN Rotterdam.

H.J.A.T.Doppenberg en mw.H.B.Mulder-Meiss.

Contact H.J.A.T.Doppenberg

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, april 1989,

Met belangstelling hebben wij de casuïstische mededeling gelezen van Doppenberg en Mulder-Meiss (1989;776-8), waarin gewaarschuwd wordt voor snel fertiliteitsherstel post partum.

Evenals de auteurs, vinden wij het jammer dat het niet duidelijk is of de patiënte borst- of flesvoeding gaf en of een lactatieremmer gebruikt werd. In de beschouwing wordt onzes inziens onvoldoende ingegaan op de betekenis van deze essentiële vraag voor het cyclusherstel. Men kan 3 groepen kraamvrouwen onderscheiden: lacterende, niet-lacterende en nietlacterende na toediening van een dopamine-agonist.1 Lactatie gaat gepaard met een traag cyclusherstel en de kans op een ovulatie (bij volledige borstvoeding) is gedurende de eerste 2 maanden te verwaarlozen.23 Bij niet-lacterende vrouwen daalt het prolactinegehalte sneller en ovulaties kunnen vanaf de 25e dag optreden.1 Bij vrouwen die met bromocriptine behandeld worden, daalt het prolactinegehalte nog sneller en ovulaties kunnen optreden vanaf de 18e dag.1 Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn dat gezien de snelle ovulatie bij de beschreven patiënte, zij hoogst waarschijnlijk geen borstvoeding gegeven zal hebben en dat zij mogelijk met (depot-)bromocriptine was behandeld. De ovulatie zal op zijn vroegst op het einde van de 3e week post partum plaats hebben gevonden, daar LH en FSH pas in de 2e week meetbaar worden.1

Bij het anticonceptie-advies na een bevalling dient terdege rekening gehouden te worden met de wijze van voeden. Bij volledige borstvoeding lijkt anticonceptie in de 1e maand niet noodzakelijk, zeker gelet op mogelijke nadelen van de pil in het kraambed (vergrote kans op trombose en het teruglopen van de borstvoeding).3 Bij flesvoeding (zeker na bromocriptine) is anticonceptie eerder aangewezen.

J.A.M. Kremer
L.A. Schellekens
R. Rolland
Literatuur
  1. Kremer JAM, Rolland R, Heijden PFM van der, Thomas CMG, Lancranjan I. Return of gonadotropic function in postpartum women during bromocriptine treatment. Fertil Steril 1989; 51: 622-7.

  2. Rolland R. Contraceptive effects of breastfeeding. Bibliophily Reprod 1976; 28: 1-5.

  3. Chao S. The effect of lactation on ovulation and fertility. Clin Perinatol 1987: 14: 39-50.

H.J.A.T.
Doppenberg

Rotterdam, mei 1989,

Wij danken de collegae Kremer, Schellekens en Rolland voor hun waardevolle aanvulling op onze casuïstische mededeling. Ondanks herhaald navragen was het niet mogelijk de op het oog eenvoudige gegevens over borstvoeding of zelfs bromocriptinegebruik te achterhalen. Wij zijn overigens ook van oordeel dat het vrijwel uitgesloten is dat de vrouw borstvoeding gegeven zal hebben. In de door ons aangehaalde literatuur is ook overduidelijk, dat ovulaties in geval van borstvoeding niet zo snel terugverwacht mogen worden.

Een ovulatie op de 18e dag past goed bij de door ons gevonden zwangerschapsduur, die immers teruggebracht wordt tot een fictieve laatste menstruatie (i.c. de partus), terwijl de ovulatie achteraf niet vastgesteld kan worden.

Wij zijn het helemaal eens met de genoemde invloed van orale anticonceptie op de borstvoeding en bloedstolling. Maar er zijn andere, niet hormonale methoden. Met name condoomgebruik, ook in de eerste maand post partum, achten wij een goed alternatief, te meer gezien de bescherming die condoomgebruik biedt tegen pelvic inflammatory disease.

Onze mededeling had overigens niet alleen ten doel te attenderen op de mogelijkheid van een zeer snel fertiliteitsherstel, maar ook op de noodzaak steeds te blijven denken aan zwangerschap als oorzaak van cyclusstoornissen, zelfs zo kort na de bevalling.

H.J.A.T. Doppenberg
H.B. Mulder-Meiss