Echografie bij appendicitis

Klinische praktijk
J.B.C.M. Puylaert
R.K.J. Koumans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:280-2

Inleiding

Appendicitis is de meest voorkomende buikaandoening die acuut chirurgisch ingrijpen vereist. De diagnose appendicitis is soms eenvoudig, soms zeer moeilijk: zij wordt vaak ten onrechte gesteld en even vaak aanvankelijk miskend. Het eerste leidt tot een onnodige operatie, het tweede tot onnodig uitstel van operatie. Het percentage ten onrechte verwijderde appendices is 20-25, uitstel van een noodzakelijke operatie langer dan acht uur komt voor bij 20-28 der patiënten.1

Sinds de herkenning van het ziektebeeld in 1886 door Reginald Fitz, is er weliswaar een sterke daling van morbiditeit en sterfte tot stand gebracht, maar zijn er geen wezenlijke verbeteringen aangebracht in de diagnostische nauwkeurigheid. Nu, ruim honderd jaar later, wordt de beslissing tot al dan niet opereren in feite nog steeds genomen op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek, aangevuld met enkele eenvoudige laboratoriumbepalingen.

Radiodiagnostische onderzoeken hebben zich nooit een vaste plaats bij de diagnostiek van acute appendicitis kunnen…

Auteursinformatie

Westeinde Ziekenhuis, Postbus 432, 2501 CK 's-Gravenhage.

Afd. Radiodiagnostiek: dr.J.B.C.M.Puylaert, radiodiagnost.

Afd. Heelkunde: dr.R.K.J.Koumans, chirurg.

Contact dr.J.B.C.M.Puylaert

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, februari 1990,

In hun artikel suggereren Puylaert en Koumans dat echografie van de appendix geïndiceerd is bij iedere patiënt met acute pijn ter hoogte van de rechter onderbuik, jonge mannen misschien uitgezonderd (1990;280-2). Hoewel wij, indien in een ziekenhuis aan de noodzakelijke logistieke en financiële voorwaarden kan worden voldaan, deze hypothese ondersteunen, tonen de resultaten van een onlangs in het Sint Clara Ziekenhuis verricht prospectief onderzoek aan dat selectieve toepassing van echografie van de appendix ook tot een gunstige beïnvloeding van de behandelingsresultaten van appendicitis acuta leidt. Gedurende de onderzoeksperiode (van 1 juni 1989 tot 1 februari 1990) werd alleen bij patiënten met klinisch twijfelachtige appendicitis acuta (105 van de 149) bij wie door de chirurg tot een expectatief beleid zou zijn besloten, echografie van de appendix verricht: bij 12% (13 van de 105) van deze patiënten werd zo alsnog appendicitis acuta gediagnostiseerd. Bij allen werd deze diagnose aansluitend bij operatie bevestigd. Bij 14 patiënten (13%) kon echografisch een andere diagnose worden gesteld: bij 3 van hen extra-uteriene graviditeit, bij 3 lymphadenitis mesenterialis, bij 3 ovariumcyste, bij 2 hydronefrose en appendiculair infiltraat, ziekte van Crohn en coloncarcinoom steeds bij 1 patiënt. Van alle geopereerde patiënten had 12% geen appendicitis; voor de groep patiënten die in verband met klinisch vermoede appendicitis zonder preoperatieve echo direct werden geopereerd had 9% geen appendicitis (4 van de 44); bij geen enkele van de 4 a posteriori onterecht geopereerde patiënten was er sprake van een diagnose die eventueel door middel van preoperatieve echografie gesteld had kunnen worden.

Hoewel wij de conclusies van Puylaert en Koumans in principe onderschrijven, menen wij met ons onderzoek aannemelijk gemaakt te hebben dat een selectieve indicatiestelling voor echografie van de appendix reeds tot significante winst leidt.

J.F. Lange
H. van der Donckt
J. van Spengler
J.B.C.M.
Puylaert

Den Haag, maart 1990,

Wij danken Lange, Van der Donckt en Van Spengler voor hun waardevolle aanvulling. Wij ondersteunen hun standpunt dat het aanwenden van echografisch onderzoek beperkt dient te blijven tot patiënten bij wie de diagnose appendicitis twijfelachtig is. Enig verschil van mening zit wellicht in de betekenis van het woord twijfelachtig.

Lange et al. accepteren dat bij de groep van 44 patiënten met niet-twijfelachtige appendicitis toch nog 9% geen appendicitis blijkt te hebben. Alhoewel wij de reeds behaalde winst zeker onderkennen, kan er naar onze mening ook plaats zijn voor een ruimere hantering van het begrip twijfelachtig, en daarmee voor een krappere selectie van patiënten die appendectomie ondergaan zonder vooraf echografisch te zijn onderzocht. Illustratief hiervoor is dat alle 37 in het Westeinde Ziekenhuis aldus geselecteerde patiënten – allen inderdaad jonge mannen tussen de 15 en 30 jaar met klassieke verschijnselen van appendicitis – acute appendicitis bleken te hebben.

Een tweede argument voor een ruime indicatie voor echografie is, althans in den beginne, het opbouwen van de noodzakelijke ervaring met deze niet eenvoudige onderzoekmethode.

J.B.C.M. Puylaert
R.K.J. Koumans