Samenvatting
Doel
Vaststellen of het bepalen van dysmorfe erytrocyten in het urinesediment kan helpen bij het onderscheid tussen urologische en nefrologische oorzaken van hematurie.
Opzet
Onderzoek van een diagnostische test.
Plaats
Afdelingen Nierziekten en Pathologie, Academisch Ziekenhuis Nijmegen.
Methode
Bij 107 patiënten met hematurie, van wie de urologischenefrologische diagnosen bekend waren, werd het percentage dysmorfe erytrocyten in het sediment bepaald. Met behulp van een ‘receiver operating characteristic’-curve werd het afkappunt vastgesteld, waarbij de diagnostische waarde van het herkennen van dysmorfe erytrocyten voor de diagnose ‘urologische aandoening’ het hoogst was. Tevens werd in een aparte serie van 26 urinesedimenten de variatie tussen 2 waarnemers berekend.
Resultaten
Bij een grenswaarde van 40 dysmorfie was de sensitiviteit voor een urologische aandoening 100 en de specificiteit 66,7. Als naast 40 of meer dysmorfie van de erytrocyten ook de aanwezigheid van erytrocytencilinders, hemoglobinecilinders of vetcilinders als criterium voor een nefrologische oorzaak werd gebruikt, steeg de specificiteit tot 88,1. De tellingen van dysmorfe erytrocyten door twee onderzoekers toonden een correlatiecoëfficiënt van 0,90 (kappa: 0,77).
Conclusie
De morfologische beoordeling van de erytrocyten in het urinesediment is een betrouwbaar hulpmiddel bij het bepalen van het te volgen beleid bij hematurie. Voorwaarde is echter dat strikte criteria worden gehanteerd voor het vaststellen van dysmorfie.
Reacties