Inleiding
Er is sprake van dyslexie wanneer het profiel van cognitieve vaardigheden een duidelijk ‘leesdal’ toont, anders gezegd, wanneer de leesvaardigheid beduidend geringer is dan men op grond van de algemene intelligentie zou mogen verwachten. Dyslexie gaat meestal gepaard met dysorthografie, dit is een relatief onvermogen woorden goed te schrijven (spellen). Een kind dat in het algemeen redelijke schoolprestaties levert maar volhardt in het verkrijgen van onvoldoendes voor lezen en taal (dictee), moet onderzocht worden op dyslexie. Evenals een nietdyslecticus is een dyslecticus meestal normaal begaafd, soms boven-normaal (Einstein, Churchill) of benedennormaal.
Schattingen omtrent de prevalentie van dyslexie bij schoolgaande kinderen lopen uiteen van 1 tot 3 procent. Er lijden meer jongens dan meisjes aan dyslexie, de verhouding is ongeveer 4 op 1. Dyslexie komt niet zelden in families voor, hetgeen de aanwezigheid van een erfelijke component doet vermoeden.
Dyslectische kinderen zijn aangewezen op het LOM-onderwijs (scholen voor leer- en…
Reacties