Samenvatting
Een 25-jarige man onderging periodiek colonoscopie wegens familiair vóórkomen van coloncarcinoom. Op zijn 41e werd bij hem een MSH2-genmutatie vastgesteld. Ruim een jaar na sigmoïdresectie wegens recidiverende diverticulitis kreeg hij een dunnedarmileus; in het resectiepreparaat van een avitaal stuk dunne darm werd een adenocarcinoom gevonden. Een jaar na ruime reresectie maakte patiënt het goed. De prevalentie van dunnedarmtumoren bij patiënten met hereditair non-polyposiscolorectaal carcinoom (HNPCC) is relatief hoog, maar in absolute zin laag. Voor screening op dunnedarmtumoren zijn geen geschikte methoden voorhanden. Bij HNPCC-patiënten met obstructieklachten moet het aanvullend onderzoek gericht zijn op het aantonen van obstructie door middel van gastroduodenoscopie, colonoscopie en, indien deze negatieve resultaten opleveren, zo mogelijk een capsule-endoscopie. Bij aanwijzingen voor ijzergebrekanemie en bij klachten die niet direct te duiden zijn als obstructie, dient men terughoudend te zijn met een proeflaparotomie. In andere gevallen moet de drempel voor het verrichten van een proeflaparotomie laag zijn.
Reacties