Samenvatting
Een 73-jarige man, een 73-jarige vrouw en een 57-jarige man met anemie door nierinsufficiëntie werden behandeld met epoëtine. Na 6-12 maanden daalde, ook bij dosisverhoging, de hemoglobineconcentratie, waarna zij afhankelijk werden van regelmatige transfusie van erytrocytenconcentraat. De oudere man overleed aan een peritonitis na diagnostisch onderzoek wegens de anemie. De vrouw overleed aan een septische shock, ook al was epoëtine vervangen door darbepoëtine. De hemoglobineconcentratie van de jongere man herstelde nadat antistoffen tegen epoëtine waren aangetoond, hij het gebruik van het middel had gestaakt en hij na een niertransplantatie immuunsuppressieve therapie was gaan gebruiken. Sinds 1998 steeg het aantal patiënten met epoëtineresistentie door het ontstaan van antistoffen tegen dit middel: epoëtinegeïnduceerde erytrocytaire aplasie (‘pure red cell aplasia’). Bij iedere patiënt met epoëtinegebruik en een onverklaarde, transfusieafhankelijke anemie moet deze complicatie worden overwogen.
Reacties