Doodsoorzaak nr. 1 bij jonge Nederlanders: de sigaret

Objective

To investigate the impact of smoking on premature death in the Netherlands and the difference between causes of death for smokers and non-smokers.

Design

Observational cohort study.

Method

Data on smoking behaviour were obtained from 40,000 people who participated in the CBS (Statistics Netherlands) health survey between 2001-2006. These data were linked to data on death and cause of death for the 10 years following this questionnaire. Hazard ratios were calculated for premature deaths among smokers, classified into smoking intensity, and ex-smokers as compared with those who had never smoked. These data were used to estimate cumulative death of smokers versus non-smokers.

Results

The hazard ratio for premature death was 3.8 (95% CI: 3.2-4.5) for heavy smokers, 2.6 (95% CI: 2.2-3.0) for moderate smokers and 1.7 (95% CI: 1.3-2.3) for light smokers. Lifelong heavy smokers had a chance of 23% of dying before the age of 65. For moderate and light smokers and for non-smokers, the chance was respectively 16, 11 and 7%. For half of all people who died relatively young, cancer was the underlying cause of death. This was mainly lung cancer for smokers. Heavy smokers are estimated to have lost 13 years of life, moderate smokers 9 and light smokers 5. Smoking cessation at any age still benefited health. Ex-smokers who had quit before an approximate age of 35 had the same life expectancy as lifelong non-smokers.

Conclusion

An estimated four in ten premature deaths can be attributed to smoking in the Netherlands. Cancer is the predominant cause of death amongst smokers. Smoking cessation increases life expectancy. Therefore, the earlier a smoker stops, the better.

Conflict of interest and financial support: none declared.

In deze serie publiceren wij artikelen over roken. De onderwerpen lopen uiteen van de gezondheidseffecten van roken tot de kosten voor de samenleving en de preventie van roken onder jongeren.

Samenvatting

Doel

Onderzoeken van het effect van roken op voortijdig overlijden in Nederland en van het verschil in doodsoorzaken tussen rokers en niet-rokers.

Opzet

Observationeel cohortonderzoek.

Methode

Gegevens over rookgedrag van 40.000 respondenten uit de CBS-gezondheidsenquête van 2001-2006 werden gekoppeld aan gegevens over sterfte en doodsoorzaken in de 10 jaar nadat deze vragenlijst was afgenomen. We berekenden vervolgens de hazardratio op voortijdig overlijden voor rokers, ingedeeld naar rookintensiteit, en ex-rokers ten opzichte van degenen die nooit hadden gerookt. Daarmee maakten we een schatting van de cumulatieve sterfte van rokers versus niet-rokers.

Resultaten

De hazardratio op voortijdig overlijden was 3,8 (95%-BI: 3,2-4,5) voor zware rokers, 2,6 (95%-BI: 2,2-3,0) voor matige rokers en 1,7 (95%-BI: 1,3-2,3) voor lichte rokers. Levenslange zware rokers hadden een kans van 23% om vóór 65-jarige leeftijd te overlijden. Voor de matige, lichte en niet-rokers was deze kans respectievelijk 16, 11 en 7%. Bij de helft van alle mensen die relatief jong overleden was kanker de onderliggende doodsoorzaak; bij rokers ging het voornamelijk om longkanker. Zware rokers verloren naar schatting 13 levensjaren, matige rokers 9 en lichte rokers 5. Stoppen met roken leverde op elke leeftijd nog gezondheidswinst op. Ex-rokers die vóór ongeveer hun 35e gestopt waren, hadden dezelfde levensverwachting als levenslange niet-rokers.

Conclusie

In Nederland worden naar schatting 4 van de 10 voortijdige sterfgevallen veroorzaakt door roken. Onder rokers is kanker de voornaamste doodsoorzaak. Stoppen met roken verhoogt de levensverwachting, dus hoe eerder een roker stopt, hoe beter.