artikel
Bij het lezen van de proefdruk van dit nummer werd ik blij. Waarom? Omdat het nummer dogma’s doodt.
Het eerste heilige huisje dat wordt omgelegd is ‘geen intraveneuze voeding geven aan ongeneeslijke kankerpatiënten.’ Ik heb in mijn loopbaan veel mensen, vooral vrouwen met ovariumcarcinoom, razendsnel zien overlijden nadat ze ten gevolge van tumorgroei geen doorgankelijke darmen meer hadden. Heel recent nog trof ik een collega-oncoloog behoorlijk overstuur aan nadat een andere oncoloog had besloten om parenterale voeding aan zo’n patiënt te geven. In een mooie klinische les van Zwolse auteurs wordt beschreven hoe sommige patiënten hier heel veel baat bij kunnen hebben (D3930). Zulke casussen kunnen echte game changers zijn. De opmerking van de auteurs dat een Cochrane-review het allemaal niet bewezen acht moet u dan ook op waarde schatten en de juiste schatting is: ‘gering’. Los van het feit dat Cochrane-reviews vaak sowieso nogal zuurpruimerig zijn moet je je echt afvragen of dit soort vraagstelling zich leent voor wat epidemiologische fundamentalisten als het enig geldige bewijs zien: de gerandomiseerde klinische trial (RCT).
Dat brengt me meteen bij het tweede dogma dat in dit nummer de nek om wordt gedraaid, namelijk dat het na een goede RCT wel klaar is met minderwaardige onderzoeksdesigns en bijvoorbeeld observationeel onderzoek naar dezelfde vraag sowieso geen waarde meer heeft. ‘Fout’, zo beargumenteren de auteurs van D4946 op heldere wijze.
Ik word blij van dogma’s die om zeep worden gebracht. Ten eerste omdat we niet zelden zieke mensen beter kunnen helpen dan toen het dogma nog heerste. Maar belangrijker nog is dat het mij en, hoop ik, velen van u sterkt in de overtuiging dat dogma’s geen plaats in ons vak zouden moeten hebben. Hoe meer er sneuvelen, hoe beter. Als we dan ook nog waken dat er zo weinig mogelijk nieuwe bijkomen, dan gaan we een zonnige toekomst tegemoet.
Reacties