Samenvatting
- Door de snelle ontwikkelingen in de genoomtechnologie en de groeiende interesse in gepersonaliseerde gezondheidszorg neemt het aanbod en het gebruik van commerciële DNA-tests, de zogenoemde direct-to-consumer genetische tests (DTC-GT), snel toe.
- DTC-GT kunnen niet-medisch (bijvoorbeeld voor uiterlijke kenmerken) en medisch van aard zijn; de uitslag van een medische test zijn meestal relatieve ziekterisico’s op bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer of bepaalde vormen van kanker.
- Door de lage klinische validiteit en vaak onbekende analytische validiteit van DTC-GT kan het lastig zijn om de klinische bruikbaarheid van een testuitslag in te schatten.
- Vanuit ethisch oogpunt moet een toename van de autonomie en mogelijke gezondheidswinst worden afgewogen tegen verlies van privacy, inadequate informatievoorziening en het risico op misinterpretatie van de resultaten, overdiagnostiek, overbehandeling en hogere zorgkosten.
- Het is onduidelijk of voor het aanbieden en uitvoeren van DTC-GT goedkeuring nodig is onder de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO) of de Wet op Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV).
- De klinische bruikbaarheid van DTC-GT kan alleen worden verhoogd wanneer er meer duidelijkheid komt over de interpretatie en reikwijdte van wet- en regelgeving, wanneer aanbieders van DTC-GT betere informatievoorziening en begeleiding voor consumenten bieden en wanneer er bij zorgprofessionals meer aandacht is voor DTC-GT in hun opleiding en nascholingsprogramma’s.
Wet en regelgeving is van toepassing en IGJ moet die handhaven
Met veel belangstelling lazen wij het artikel over direct-to-consumer genetische tests (DTC-GT). Het is goed dat voor dit onderwerp aandacht wordt gevraagd. Wij hopen via deze reactie echter een belangrijk misverstand weg te nemen. In het artikel trekken de auteurs onzes inziens ten onrechte de conclusie dat het onduidelijk is of de Wet op het bevolkingsonderzoek (Wbo) en de Wet bijzondere medische verrichtingen (Wbmv) van toepassing zijn op DTC-GT. Wij erkennen dat de Wbo lacunes vertoont en dat de gelding van Nederlandse wetgeving ophoudt bij de grens waardoor aanbieders gebruik kunnen maken van de ‘buitenlandroute’. Voor in Nederland gevestigde aanbieders van DTC-GT gelden echter gewoon de regels en eisen van de Wbo en de Wbmv.[1] Het juridische kader ten aanzien van DTC-GT houdt overigens meer in dan alleen de Wbmv en de Wbo. Het gaat bij DCT-GT immers om ‘geneeskundige handelingen’ waardoor de aanbieders daarvan ook gebonden zijn aan de eisen van onder andere de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de bepalingen in het BW inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Daarnaast geldt ook nog Europese regelgeving, waaronder de AVG en de Verordening medische hulpmiddelen inzake in- vitrodiagnostiek. Overigens zijn we er met wet- en regelgeving alleen nog niet. Alles valt en staat met de bereidheid en de (beschikbare) mogelijkheden van de toezichthouder, de IGJ, om de regelgeving te handhaven. Tot nu toe lijkt het vooral op dat punt mis te gaan. Hopelijk keert het tij wanneer de IGJ, via de voorgenomen herziening van de Wbo,meer instrumenten krijgt om handhavend op te treden.
Mr. dr. Rachèl van Hellemondt, gezondheidsjurist
Mr. dr. Corrette Ploem, docent en onderzoeker gezondheidsrecht Amsterdam UMC/Universiteit van Amsterdam
[1] C. Ploem, M. Cornel, S. Gevers, Commercieel aanbod van DNA-tests Ruim baan voor vrije markt en zelfbeschikking?, NJB 2019-32, p. 2364-2371.