artikel
Vrijwel niets in de geneeskunde is eenduidig en over nagenoeg alles kan geredetwist worden. Dat maakt het vak ook zo boeiend. Geregeld komen wij voor bijna onoplosbare dilemma’s te staan en dan valt ons handelen helemaal niet zo makkelijk in algoritmen te vatten als sommigen ons willen doen geloven. Wij studeren en onderwijzen wel geneeskunde aan de faculteiten der geneeskunde maar wij leggen niet een eed af in de geneeskunde. In de tekst van de hippocratische eed staat namelijk het woord ‘geneeskunst’. Dat kunstaspect in het beroep van arts dreigt langzaam teloor te gaan. Op het moment dat ik afstudeerde kreeg ik een getuigschrift waarop staat dat ik het artsexamen met goed gevolg heb afgelegd. Hiermee was direct duidelijk dat ik als arts aan het werk kon. In de tijd dat ik zelf aan de jonge, afstuderende dokters de bul mocht uitreiken, heette dit het basisartsdiploma, waarmee gelijk de inperking van de praktijkmogelijkheden duidelijk werd. Tegenwoordig krijgt men nota bene een diploma waarop staat dat de betrokkene de graad van Master of Science heeft behaald. Een grotere discrepantie tussen de aard van de studie en het uiteindelijke doel daarvan is haast niet voor te stellen. De relatie met het feitelijke beroep dat men gaat uitoefenen is op deze manier wel erg effectief geëlimineerd. Natuurlijk kan er geen discussie over bestaan dat de opleiding in de geneeskunde wetenschappelijk gefundeerd moet zijn en dat ook het medisch handelen getoetst moet kunnen worden aan de vigerende wetenschappelijke inzichten. Dat is inderdaad de kunde. Ik durf echter te beweren dat degenen die zich alleen maar baseren op de wetenschap geen goede dokters zijn of worden. De kunst is een essentieel element in ons vak. Dat leer je ook niet zomaar. Om de kunst te kunnen beheersen is een combinatie van eigenschappen nodig: talent, intrinsieke motivatie en empathisch vermogen. Intrinsieke motivatie vormt een belangrijk element in de bijdrage van Yolande Witman en haar collega’s in dit nummer van ons tijdschrift (A5698). Zoals zij aangeven, is dit vaak een belangrijker drijfveer voor het leveren van goed werk dan externe controlesystemen. Ten aanzien van de dilemma’s waarvoor artsen komen te staan, blijken voorbeeldfuncties en rolmodellen van ongelofelijk belang. Het is dan ook zaak dat wij hieraan meer aandacht schenken in het onderwijs en in de opleiding. Het vormt misschien een onderwijskundig dilemma, maar willen wij alleen een Master of Science aan ons ziekbed of toch iemand die ook en vooral Master of Medicine is?
Reacties