Digoxinetherapie in 24 geautomatiseerde huisartspraktijken

Onderzoek
P. Höppener
M. van Nunen
J.A. Knottnerus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:1647-51
Abstract

Samenvatting

In een descriptief onderzoek werd nagegaan of recente inzichten betreffende de therapie bij decompensatio cordis met een sinusritme (DCS) geleid hebben tot een aangepast beleid in de huisartspraktijk. Bij 24 geautomatiseerde huisartspraktijken: 14 praktijken van het Registratienet Huisartspraktijken van de Rijksuniversiteit Limburg (RNH) en 10 ‘externe’ praktijken, werd een enquête gehouden, gevolgd door retrospectief onderzoek van de medische patiëntgegevens: 51 artsen ontvingen een enquêteformulier met vragen over het prescriptiebeleid bij DCS, de bekendheid met bijwerkingen van digoxine en het beleid bij DCS van lokale vakspecialisten. De RNH-artsen (n = 41) ontvingen later een onderzoekdiskette die hen in staat stelde om gegevens op te zoeken van alle patiënten met in de probleemlijst geregistreerde decompensatio cordis. Bij de ‘externe’ artsen (n = 10) werd gezocht naar digoxinegebruikers omdat de probleemlijsten niet volledig bijgewerkt waren. Gegevens van 63.500 patiënten werden bestudeerd. Geanonimiseerde informatie over exacte diagnose, therapie en bijwerkingen werd aangeleverd op door de praktijkcomputers gegenereerde standaardformulieren. Uitkomstvariabelen waren: het voorschrijfbeleid (enquête) en het actuele digoxinegebruik (bij de geselecteerde patiënten).

Van de huisartsten schreef 33 digoxine voor bij de behandeling van hartfalen en normaal hartritme; zij volgden hierbij meestal het beleid van de lokale vakspecialist. Van de 82 bij het RNH opgespoorde DCS-patiënten werd 30 behandeld met digoxine; 42 van de 149 in de ‘externe’ praktijken opgespoorde digoxinegebruikers was bekend wegens DCS. Slechts 3 keer werden bijwerkingen vermeld; 70 keer (49) konden bijwerkingen niet worden uitgesloten.

Veel huisartsen hebben het voorschrijfbeleid bij decompensatio cordis nog niet aangepast aan recentelijk gepubliceerde nieuwe inzichten. Het is wenselijk dat een huisartsgeneeskundige standaard ‘decompensatio cordis’ wordt ontwikkeld.

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit Limburg, vakgroep Huisartsgeneeskunde, Postbus 616, 6200 MD Maastricht.

Dr.P.Höppener en prof.dr.J.A.Knottnerus, huisartsen.

Gezondheidscentrum Hoensbroek Noord, Heerlen.

M.van Nunen, huisarts.

Contact dr.P.Höppener

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties