Diagnostische en prognostische waarde van B-type-natriuretische peptiden bij hartfalen of bij aanwijzingen daarvoor

Klinische praktijk
J.H. Rutten
F. Boomsma
A.H. van den Meiracker
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2553-7
Abstract

Samenvatting

- Het biologisch actieve B-type-natriuretisch peptide of breinnatriuretisch peptide (BNP) en het biologisch inactieve N-terminaal proBNP (NT-proBNP) zijn door het hart geproduceerde stoffen die aan de circulatie worden afgegeven en vooral informatie geven over de vullingsdrukken van het hart.

- De accuratesse van BNP-plasmaspiegels voor de diagnostiek van hartfalen is vergelijkbaar met die van NT-proBNP-plasmaspiegels. Voor beide peptiden zijn betrouwbare assays ontwikkeld, waarvan sommige bruikbaar zijn voor snelle diagnostiek op een eerstehulpafdeling.

- Zowel in groepen patiënten met hartfalen als in de algemene bevolking is er een verband tussen BNP- en NT-proBNP-plasmaspiegels en het risico op cardiovasculaire sterfte, na correctie voor traditionele risicofactoren.

- Bevolkingsonderzoek middels BNP- of NT-proBNP-bepalingen om patiënten met hartfalen vroegtijdig op te sporen kan niet worden aangeraden wegens de te lage specificiteit: de plasmaspiegel van BNP of NT-proBNP wordt behalve door hartfalen beïnvloed door leeftijd, geslacht, ‘body-mass index’, nierfunctie en longcapaciteit.

- Er zijn aanwijzingen dat introductie van een snelle BNP-bepaling op de eerstehulpafdeling voor patiënten die zich melden met acute dyspnoe, leidt tot een doelmatigere diagnostiek en behandeling.

- Sequentiële bepaling van BNP- of NT-proBNP-plasmaspiegels bij klinische of poliklinische patiënten met hartfalen kan helpen de behandeling te optimaliseren, waardoor de met hartfalen samenhangende ziekte en sterfte afnemen.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:2553-7

Auteursinformatie

Erasmus MC-Centrum, afd. Inwendige Geneeskunde, Huispost D 432, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam.

Hr.J.H.Rutten, arts in opleiding tot internist; hr.dr.F.Boomsma, biochemicus; hr.dr.A.H.van den Meiracker, internist.

Contact hr.dr.A.H.van den Meiracker (a.vandenmeiracker@erasmusmc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.H.M.
Souverijn

Leiden, november 2007,

In de samenvatting van hun artikel melden Rutten et al. dat de bepaling van het B-type-natriuretisch peptide (BNP) niet kan worden gebruikt als test voor het opsporen van hartfalen in de algemene bevolking vanwege de te lage specificiteit (2007:2553-7). In het artikel zelf schrijven de auteurs dat screening op hartfalen op populatieniveau niet kan worden aanbevolen vanwege de matig positief voorspellende waarde van de bepaling. Beide stellingen houden hetzelfde in, namelijk dat de test in de algemene bevolking te veel fout-positieve uitslagen laat zien. Nu is het echter zo dat een test een hoge sensitiviteit moet hebben om een aandoening aan te kunnen tonen; met andere woorden, de test mag niet te veel fout-negatieve uitslagen hebben. Die uitslagen betreffen immers ook een deel van de zieken in de bevolking en die patiënten zouden niet worden opgespoord bij een te lage sensitiviteit, terwijl een stijging van de specificiteit niet veel invloed op deze fout-negatieve uitslagen heeft.

J.H.M. Souverijn

Rotterdam, december 2007,

Collega Souverijn benadrukt dat een screeningstest een hoge sensitiviteit moet hebben; die noodzaak wordt door ons volledig onderschreven. Immers, om bij zoveel mogelijk individuen een bepaalde diagnose te kunnen stellen dient men te beschikken over een screeningstest met een extreem klein aantal fout-negatieve uitslagen (dat zijn negatieve testresultaten bij mensen die wel de aandoening hebben). Populatiestudies laten zien dat bepaling van natriuretische peptiden een matige tot slechte screeningstest is voor een verminderde systolische ejectiefractie. Zo vonden Vasan et al. in een onderzoek naar de testkenmerken van BNP binnen de ‘Framingham offspring’-populatie een oppervlakte onder de ‘receiver operating characteristics’(ROC)-curve van 0,72 voor mannen en 0,56 voor vrouwen.1 Voor de cohort mannen was de specificiteit slechts 45% bij een gekozen sensitiviteit van 80% voor het detecteren van systolische linkerventrikeldisfunctie. Bij de cohort vrouwen was de specificiteit nog beduidend lager. Bij de bevolking van Kopenhagen vonden Goetze et al. voor het aminoterminaal proBNP bij een gekozen sensitiviteit van 100% een specificiteit van 56% (voor mannen).2 De positief voorspellende waarde was evenwel niet hoger dan 1,4% door de lage prevalentie van linkerventrikeldisfunctie (0,6%). De combinatie van een relatief matige specificiteit bij een gekozen hoge sensitiviteit en een lage prevalentie van linkerventrikeldisfunctie binnen de algemene bevolking resulteert in een lage positief voorspellende waarde, waardoor de waarde van de bepaling van natriuretische peptiden als screeningstest voor hartfalen in de algemene populatie beperkt is. Dit geldt zeker niet voor populaties met een grote voorafkans op hartfalen, zoals de patiënten die zich presenteren met acute dyspnoe op de spoedeisendehulpafdeling of de patiënten die op grond van klachten verwezen worden voor nader diagnostisch onderzoek naar hartfalen.

J.H. Rutten
F. Boomsma
A.H. van den Meiracker
Literatuur
  1. Vasan RS, Benjamin EJ, Larson MG, Leip EP, Wang TJ, Wilson PW, et al. Plasma natriuretic peptides for community screening for left ventricular hypertrophy and systolic dysfunction: the Framingham heart study. JAMA. 2002;288:1252-9.

  2. Goetze JP, Mogelvang R, Maage L, Scharling H, Schnohr P, Sogaard P, et al. Plasma pro-B-type natriuretic peptide in the general population: screening for left ventricular hypertrophy and systolic dysfunction. Eur Heart J. 2006;27:3004-10.