Met 4600 nieuwe patiënten per jaar is het blaascarcinoom de vierde in het rijtje van meest frequente vormen van kanker bij mannen en tiende bij vrouwen.1 Toch krijgt een huisarts in een normpraktijk gemiddeld minder dan eens per jaar te maken met een nieuwe patiënt met blaaskanker, aangezien de incidentie 32 per 100.000 is.
Blaascarcinoom is een aandoening waarbij de rol van huisartsen veelal beperkt is tot de fase van diagnosestelling en soms de laatste, palliatieve fase. In de eerste fase zijn huisartsen in hun mogelijkheden beperkt door een gebrek aan betrouwbare symptomen en testen om het blaascarcinoom vast te stellen. De richtlijn ‘Urotheelcelcarcinoom van de blaas’, primair opgesteld voor en door specialisten die betrokken zijn bij de behandeling daarvan, helpt hierbij niet en schept zelfs verwarring door microscopische en macroscopische hematurie niet van elkaar te onderscheiden (www.oncoline.nl, selecteer ‘urologie’ in de kolom ‘Tumorspecifiek’). Bovendien staan in de richtlijn…
Reacties