Diagnostiek en behandeling bij 'body-packer'-syndroom

Klinische praktijk
M. Henebiens
A.A.W. van Geloven
D.J. Gouma
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1868-73
Abstract

Samenvatting

- Een bolletjesslikker (‘body packer’) is iemand die drugs, met name heroïne of cocaïne, verpakt in rubber of plastic, in het lichaam vervoert om te smokkelen.

- De symptomen waarmee bolletjesslikkers zich kunnen presenteren, variëren van lichte gastro-intestinale klachten tot respiratoire insufficiëntie; ook kunnen zij overlijden.

- Voor het stellen van de diagnose zijn het lichamelijk onderzoek en vooral het aanvullend radiologisch onderzoek van belang.

- Op de buikoverzichtsfoto kan meestal de aanwezigheid van bolletjes worden vastgesteld.

- Informatie over het aantal bolletjes, de lokalisatie ervan en complicaties zoals dunnedarmobstructie of darmperforatie is echter nauwkeuriger te verkrijgen met behulp van CT.

- De meeste patiënten kan men conservatief behandelen.

- Chirurgische interventie, dat wil zeggen verwijderen van de bolletjes via een gastro- of enterotomie, gaat vaak gepaard met complicaties die gerelateerd zijn aan de frequent optredende verontreiniging van de buik.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1868-73

Auteursinformatie

Tergooiziekenhuizen, locatie Hilversum, afd. Chirurgie, Hilversum.

Mw.M.Henebiens, assistent-geneeskundige; mw.dr.A.A.W.van Geloven, chirurg.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Chirurgie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Hr.prof.dr.D.J.Gouma, chirurg.

Contact hr.prof.dr.D.J.Gouma (d.j.gouma@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

D.L.
van der Peet

Amsterdam, september 2007,

Wij willen bij het artikel van Henebiens et al. enkele aanvullende opmerkingen plaatsen op grond van onze ervaringen in het VU Medisch Centrum (2007:1868-73). In ons ziekenhuis worden jaarlijks 25-30 patiënten met het ‘body-packer’-syndroom opgenomen. Ruim 80% van deze patiënten is in de loop der jaren geopereerd. Een belangrijk criterium voor opereren, dat niet door Henebiens et al. genoemd wordt, is daarbij het langer dan normaal aanwezig zijn van resterende bolletjes in de maag, terwijl het grootste deel zichtbaar wel gepasseerd is. Overigens realiseren wij ons hierbij terdege dat packers hun bolletjes opnieuw in kunnen slikken. Op grond van eigen ervaring is de maximaal acceptabele tijd dat bolletjes in de maag mogen zijn, in het protocol teruggebracht tot 48 h als grens voor een operatie-indicatie. Daarentegen hebben wij de indruk dat lichte intoxicaties bij alleen in het colon aanwezige bolletjes met succes conservatief, weliswaar onder strikt klinisch toezicht, kunnen worden behandeld. Het verwijderen van de bolletjes uit de maag en de dunne darm hoeft overigens niet te betekenen dat de bolletjes in het colon verwijderd moeten worden. Ook het verrichten van een enterotomie is in onze ervaring niet altijd nodig. Door het colon gedeeltelijk te mobiliseren, lukt het vaak eenvoudig om alle bolletjes uit de dunne darm via het colon door de anus te verwijderen. Alhoewel deze procedure langer duurt dan het verrichten van een enterotomie kunnen, met name door het uitblijven van fecale verontreiniging, postoperatieve complicaties voorkomen worden. Met name lekkage uit de enterotomiewonden en wondinfecties zijn berucht en kunnen tot een lange opnameduur leiden.

D.L. van der Peet
B. Veenings

Amsterdam, september 2007,

Wij danken collegae Van der Peet en Veenings voor de waardevolle aanvullingen op ons artikel. Het is opvallend dat ruim 80% van de opgenomen patiënten in het VU Medisch Centrum een operatie ondergaat, mede gezien het door de schrijvers genoemde conservatieve beleid bij lichte intoxicaties. Dit percentage is hoger dan de overigens sterk wisselende percentages in de literatuur (2-49%). In ons eerste onderzoek (2002) was dit percentage 45. De verschillen worden waarschijnlijk veroorzaakt door patiëntenselectie. Wellicht wordt een deel van de patiënten die conservatief behandeld worden in het VU Medisch Centrum opgenomen op een andere afdeling. De operatie-indicatie lijkt niet sterk af te wijken van de indicatie die wij hanteren. Wij hebben de 48-uurgrens voor niet-passerende bolletjes in de maag niet als dwingende operatie-indicatie, gezien de enorme variatie in het tijdstip van opname na het slikken van de bolletjes en variatie in de passagesnelheid. In de praktijk zijn de verschillen echter beperkt en het 48-uurcriterium is een nuttige en praktische aanvulling op het behandelingsprotocol. Bij intoxicaties, ook bij lichte (de auteurs geven daarvoor overigens geen duidelijke criteria), wordt op onze afdeling meestal een agressief beleid gevolgd, aangezien het beloop niet goed te voorspellen is en de dreiging van ernstige (fatale) complicaties bestaat. Vaak is in deze situatie een andere locatie van een geperforeerd bolletje dan het colon niet uit te sluiten. Het in het artikel reeds genoemde onderzoek middels een CT-scan lijkt in deze situatie zinvol.

Het moge duidelijk zijn dat het niet-verrichten van een enterotomie dan wel het beperken van het aantal enterotomieën en dus voorkómen van fecale verontreiniging een gunstig effect heeft op het aantal postoperatieve complicaties. Mobiliseren van het colon is een goede suggestie.

D.J. Gouma