Samenvatting
Doel
Analyse van het effect op perinatale sterfte van populatiegerelateerde factoren (maternale leeftijd, pariteit, meerlingzwangerschap en etniciteit) en van beleidsmatige factoren (het beleid bij ernstige vroeggeboorte, het beleid wat betreft prenatale screening en meer algemeen het Nederlandse verloskundesysteem).
Opzet
Prospectief cohortonderzoek.
Methode
Van een regionale cohort (Zaanstreek) van 8031 zwangerschappen uit de periode 1990-1994 werden de gegevens prospectief vastgelegd in een elektronisch bestand door zorgverleners uit de 1e en 2e lijn. Analyse vond plaats van het effect op perinatale sterfte van maternale leeftijd, pariteit, meerlingzwangerschap en etniciteit, en van beleidsmatige factoren: het beleid bij ernstige vroeggeboorte, het beleid betreffende prenatale screening en, meer algemeen, het Nederlandse verloskundesysteem. Perinatale sterfte werd gedefinieerd als sterfte vanaf een amenorroeduur van 22 weken tot en met 28 dagen post partum
Resultaten
De perinatale sterfte in de Zaanstreek bedroeg 12,6‰. Deze sterfte nam af met 29 als de grens werd verlegd van 22 weken naar 28 weken. De invloed van pariteit, meerlingzwangerschap en leeftijd van de zwangere (relatief risico: 2,8) was duidelijk aanwezig, maar de rol van etniciteit na correctie voor deze effecten was in deze cohort beperkt. Een conservatief beleid bij ernstige vroeggeboorte en een restrictief screeningbeleid voor letaal aangeboren afwijkingen gingen samen met een toename van de perinatale sterfte. Bij 31 van de 92 enkelvoudige zwangerschappen met perinatale sterfte werd een relatie vastgesteld tussen substandaardzorg en perinatale sterfte, bij 7 was het verband waarschijnlijk en in 1 casus lag de verantwoordelijkheid bij de verloskundige.
Conclusie
De grootte van het effect van maternale leeftijd, pariteit, meerlingzwangerschap en etniciteit op sterfte, onafhankelijk en via interactie, vereist volledig gestratificeerde interpretatie bij vergelijking van perinatale sterftecijfers. Klinisch beleid beïnvloedde de perinatale sterfte, maar een negatieve rol van de verloskundige organisatie was in onze cohort onwaarschijnlijk. Een definitieve uitspraak over kwaliteit van zorg is alleen mogelijk indien de sterfte gedurende tenminste het gehele 1e levensjaar in samenhang met morbiditeit wordt geëvalueerd. De gunstigste effecten kunnen worden verwacht van stimulerende maatregelen gericht op het vervroegen van de leeftijd bij zwangerschap.
Reacties