Samenvatting
Doel
Het vergelijken van behandelingsadviezen gebaseerd op Doppler-echocardiografisch onderzoek met behandelingsadviezen gegeven naar aanleiding van hartcatheterisatie.
Plaats
Academisch Medisch Centrum, Amsterdam.
Opzet
Prospectief (1988).
Patiënten en methoden
Bij 100 opeenvolgende patiënten met mitralisklep- of aortaklepgebreken werden met gegevens verkregen met behulp van Doppler-echocardiografie respectievelijk hartcatheterisatie behandelingsadviezen gegeven door 2 onafhankelijke onderzoekers. Vooraf werden criteria voor de diagnose ‘ernstig (klinisch belangrijk) hartklepgebrek’ en ‘matig tot gering (klinisch onbelangrijk) hartklepgebrek’ opgesteld. Bovendien werden afspraken gemaakt over criteria voor behandelingsadviezen (medicamenteus of operatief).
Resultaten
Er was verschil van mening over de ernst van de aortaklepstenose bij 1 van de 38 patiënten met een bij Doppler-echocardiografische ernstige aortaklepstenose, hetgeen resulteerde in een behandelingsvoorstel dat verschilde van het voorstel op grond van de hartcatheterisatie bij deze ene patiënt.
Bij 5 van de 14 patiënten met een mitralisklepstenose werd dit klepgebrek als ernstig (klepoppervlak < 1 cm²) beoordeeld bij Doppler-echocardiografisch onderzoek, maar als matig ernstig bij hartcatheterisatie. Aangezien gedurende inspanning bij hartcatheterisatie bij deze 5 patiënten een belangrijke drukstijging in de A. pulmonalis optrad, hetgeen pleitte voor een toch hemodynamisch belangrijk mitralisklepgebrek, verschilde het behandelingsvoorstel na Doppler-echocardiografie en na hartcartheterisatie bij geen der patiënten met een mitralisklepstenose. Er was een potentieel klinisch belangrijk verschil in de beoordeling van de ernst van de aortaklepinsufficiëntie bij 9 van de 76 patiënten en van de mitralisklepinsufficiëntie bij 14 van de 90 patiënten; dit leidde echter niet tot een verschillend behandelingsadvies, aangezien bijkomende klepgebreken of een verminderde ventrikelfunctie in belangrijker mate het uiteindelijke behandelingsadvies bepaalden.
Bij 15 van de patiënten kon na Doppler-echocardiografisch onderzoek geen behandelingsadvies worden gegeven, aangezien de ernst van de mitralisklepinsufficiëntie of aortaklepinsufficiëntie of de mate van linker-kamerdysfunctie bij deze patiënten onduidelijk was. Een onverwachte coronaire aandoening (> 50 stenose) was aanwezig bij 25 van de patiënten met geïsoleerde aortaklepgebreken en bij 14 van de patiënten met gecombineerde aorta- en mitralisklepgebreken.
Conclusie
Doppler-echocardiografisch onderzoek kan hartcatheterisatie vervangen bij het bepalen van de behandeling van patiënten met aortaklepstenose, mitralisklepstenose en bij patiënten met gecombineerde aorta- of mitralisklepstenose en insufficiëntie, indien de stenosecomponent ernstig is. Doppler-echocardiografisch onderzoek is minder betrouwbaar voor bepaling van het hemodynamisch belang van geïsoleerde mitralis- of aortaklepinsufficiëntie indien men alleen gebruik maakt van de afmetingen van de kleurenjet.
De beslissing om al dan niet coronaire angiografie te verrichten dient individueel genomen te worden.
Reacties