Samenvatting
– In de pathogenese van preëclampsie lijkt placentaire ischemie, veroorzaakt door een gestoorde placentatie, centraal te staan. De placentaire functiestoornis leidt tot een gegeneraliseerde endotheelceldisfunctie, die aanleiding geeft tot de ontwikkeling van hypertensie, proteïnurie, oedeem, trombocytopenie en hypoperfusie van vooral de lever en de nieren.
– Het verband tussen placentaire ischemie en endotheelceldisfunctie zou kunnen bestaan uit een toxische circulerende ‘factor X’ en uit de multifactoriële oorzaak van gestoorde placentatie.
– Het is mogelijk dat een deficiënte ontwikkeling van de immunologische tolerantie ten tijde van de trofoblastinvasie via een geactiveerd immuunsysteem resulteert in een gestoorde placentatie. Genetische predispositie, al dan niet in combinatie met vaataandoeningen bij de moeder, zou een modulerende factor kunnen zijn in dit proces.
– De recentelijk aangetoonde latente afwijkingen in de stollingscascade, in de stofwisseling (leidende tot trombofilie) en in de volumehomeostasis bij vrouwen met preëclampsie in het verleden wijzen op een belangrijke rol van vasculair gemedieerde factoren in de pathogenese van preëclampsie.
Reacties