Zie ook de artikelen op bl. 651 en 686.
Anno 1995 zijn de begrippen ‘kwaliteitsbeleid’ en ‘intercollegiale toetsing’ gemeengoed in discussies over de gezondheidszorg. Ook binnen de diverse beroepsgroepen wordt veel aandacht aan kwaliteitsbevordering besteed. Een belangrijke rol bij de invoering van intercollegiale toetsing speelt de verhouding tussen enerzijds de zelfregulering binnen de beroepsgroep en anderzijds de externe verantwoording tegenover patiënt, instellingsmanagement, verzekeraar en overheid. In dit artikel beschrijven wij hoe in de jaren zeventig intercollegiale toetsing door medisch specialisten werd ontwikkeld binnen het krachtenveld van professie en buitenwereld. Wij baseerden ons daarbij op literatuuronderzoek, documentenanalyse en 7 interviews. De geïnterviewden waren, met hun toenmalige functie: J.P.M.Hendriks, staatssecretaris voor de Volksgezondheid 1973-1977, H.van Giffen, voorzitter Taakgroep Intercollegiale Toetsing, J.van Londen, directeur-generaal van het departement voor de Volksgezondheid, H.J.Overbeek, directeur bureau Landelijke Specialisten Vereniging (LSV), E.Reerink, directeur Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing (CBO), H.Roelink, secretaris Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering…
Reacties