Samenvatting
- De kleine epidemiologische transitie, die zich vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw begon te voltrekken, was een voortzetting van de grote epidemiologische transitie.
- De grote epidemiologische transitie betrof een sterke stijging van de levensverwachting ten gevolge van het nagenoeg verdwijnen van de sterfte in de eerste levensjaren.
- Gedurende de recentste fase van deze epidemiologische transitie werden twee typen medische interventie rond zwangerschap en geboorte geïntroduceerd: antenatale screening en diagnose gevolgd door selectieve abortus, en neonatale intensieve zorg voor zeer vroeg geboren kinderen. Deze twee typen interventie hebben tegengestelde epidemiologische effecten.
- Aan de ene kant hebben ze geleid tot een verdere daling van de sterfte.
- Aan de andere kant is de prevalentie van handicaps op de kinderleeftijd echter nauwelijks of juist niet gedaald omdat door intensief ingrijpen na de geboorte meer handicap kan worden gegenereerd in de bevolking dan door selectieve abortus wordt weggenomen.
- De kleine epidemiologische transitie is voortgekomen uit een expansie van kennis en mogelijkheden van observatie en interventie. Deze leidde weliswaar tot een vergroting van keuzemogelijkheden voor, tijdens en na de zwangerschap, maar niet tot een verminderde morbiditeit aan het begin van het leven.
Reacties