Zie ook de artikelen op bl. 337, 350, 355 en 360.
Het gebruik van biologische therapeutische agentia, ook wel ‘biotherapie’ of ‘immuuntherapie’ genoemd, is in opmars. Het betreft veelal monoklonale antistoffen, die door celculturen of door proefdieren worden geproduceerd, en eiwitten die met behulp van recombinant-DNA-technologie door gisten of bacteriën worden aangemaakt. Bekende voorbeelden zijn cytokinen zoals ?-interferon, interleukine-2, tumornecrosisfactor (TNF) en ‘colony stimulating factors’ (bijvoorbeeld ten aanzien van granulocyten (G-CSF) of granulocyten en macrofagen (GM-CSF)), cytokine-receptorantagonisten en monoklonale antilichamen tegen TNF en tegen endotoxine.1-3 De ontwikkeling en de toepassing van dergelijke biotherapeutica kennen een eigen problematiek. Door hun grote specificiteit zijn de agentia vaak niet of beperkt actief bij proefdieren, waardoor vaststelling van de vaak ernstige bijwerkingen slechts door klinische toepassing mogelijk is. De biotherapeutische eiwitten, die wel actief zijn bij dieren, zijn vaak antigeen en dan maakt antistofvorming het onderzoek van de effecten op lange termijn…
Reacties