Zie ook de artikelen op bl. 337, 350, 355 en 360.
Het gebruik van biologische therapeutische agentia, ook wel ‘biotherapie’ of ‘immuuntherapie’ genoemd, is in opmars. Het betreft veelal monoklonale antistoffen, die door celculturen of door proefdieren worden geproduceerd, en eiwitten die met behulp van recombinant-DNA-technologie door gisten of bacteriën worden aangemaakt. Bekende voorbeelden zijn cytokinen zoals ?-interferon, interleukine-2, tumornecrosisfactor (TNF) en ‘colony stimulating factors’ (bijvoorbeeld ten aanzien van granulocyten (G-CSF) of granulocyten en macrofagen (GM-CSF)), cytokine-receptorantagonisten en monoklonale antilichamen tegen TNF en tegen endotoxine.1-3 De ontwikkeling en de toepassing van dergelijke biotherapeutica kennen een eigen problematiek. Door hun grote specificiteit zijn de agentia vaak niet of beperkt actief bij proefdieren, waardoor vaststelling van de vaak ernstige bijwerkingen slechts door klinische toepassing mogelijk is. De biotherapeutische eiwitten, die wel actief zijn bij dieren, zijn vaak antigeen en dan maakt antistofvorming het onderzoek van de effecten op lange termijn…
Anti-endotoxine-antistof HA-1A
Amsterdam, februari 1993,
In een aantal artikelen in dit tijdschrift werd de waarde van de anti-endotoxine-antistof HA-1A bij de behandeling van patiënten met het sepsissyndroom geëvalueerd (1992; 334-6 en 350-54) 355-360 360-4. De gang van zaken met betrekking tot HA-1A (Centoxin) is mijns inziens een goed voorbeeld van hoe het niet moet. Eén kernonderzoek, waarvan de resultaten bewerkt en verzameld zijn vanuit de producent, belangenverstrengeling van deels concurrerende onderzoeksgroepen, werkzaamheid van het middel in een niet te identificeren subgroep, niet te identificeren schadelijkheid in een andere subgroep, onduidelijke (onwaarschijnlijke) werkingsmechanismen in vitro van de monoklonale antistof, en, zoals ook weer in deze serie artikelen in het Tijdschrift, auteurs die treurig zijn over de verwerking van gegevens in een artikel waarvan zij zelf (mede-)auteur zijn.
Toch heeft dit onderzoek unieke, positieve kanten: het vertoont, in ieder geval binnen dit deelgebied, als eerste het door sommigen zo gewilde, in de maatschappij geïntegreerde normenstelsel binnen de geneeskunde. Normatieve appreciatie van het onderzoek (succes of niet) geschiedt niet meer aan de hand van de ‘citation index’ of bibliometrie, maar op basis van de koers van het aandeel op de beurs.