Samenvatting
In het Academisch Ziekenhuis te Maastricht vergeleken wij bij 47 patiënten met diabetes mellitus type II de effecten van behandeling met insuline alleen (n = 22) en van behandeling met insuline in combinatie met glibenclamide (n = 25) op het glucose- en het vetmetabolisme. Bij allen was voor de behandeling de instelling van de diabetes met sulfonylureumderivaten slecht. Na 6 maanden behandeling met insuline was het gemiddelde lichaamsgewicht met 4,2 kg toegenomen (p < 0,05) en was het glucosegehalte van het bloed, vastgesteld bij de nuchtere patiënt, gedaald van 14,6 naar 8,5 mmoll (p < 0,001). Het gehalte van geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c) daalde van 10,9 naar 8,1 (p < 0,001). Bij 21 patiënten daalde het HbA1c-gehalte tot lager dan 8,0. De patiënten die alleen insuline gebruikten, injecteerden een grotere hoeveelheid insuline (42 versus 26 E per dag, p < 0,01). De daling van het bij de nuchtere patiënt gemeten glucosegehalte in het bloed en van het HbA1c-gehalte was in beide groepen gelijk (p < 0,001). Het HDL-cholesterolgehalte van het plasma steeg significant (in de insulinegroep: van 1,10 naar 1,24 mmoll, in de groep met combinatietherapie: van 1,03 naar 1,14 mmoll; beide p < 0,01), terwijl de gehalten van triglyceriden en vrije vetzuren daalden (p < 0,01). Het totale cholesterolgehalte daalde slechts in de insulinegroep, van 7,1 naar 6,3 mmoll (p < 0,001), terwijl het LDL-cholesterolgehalte daalde van 4,7 naar 4,1 mmoll (p < 0,05). Het gehalte van de apolipoproteïnen AI, AII en B in het serum toonde geen veranderingen. Bijna alle patiënten rapporteerden een verbetering van algemeen welbevinden. Ernstige hypoglykemieën werden niet waargenomen. In vergelijking met insuline alleen geeft combinatie van insuline met glibenclamide eenzelfde verbetering van de diabetesinstelling, maar een minder uitgesproken verbetering van het gehalte aan lipiden van het plasma. De gebruikte dosis insuline was echter kleiner; bij twee derde der patiënten kon met één insuline-injectie worden volstaan.
Reacties