Ieder jaar benoemt de Algemene Vergadering van de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde een aantal nieuwe redacteuren. Zij vervangen de vertrekkende redacteuren die gedurende 3 jaar (soms langer) de hoofdredactie hebben bijgestaan met adviezen en het beoordelen van artikelen. Voor deze procedure is gekozen om de continuïteit van de redactie te waarborgen, terwijl bovendien de hoofdredactie steeds weer frisse en nieuwe ideeën krijgt aangeboden.
Graag stellen wij de per 1 januari 2004 aantredende redactieleden aan de lezers van het Tijdschrift voor:
hr.prof.dr.F.S.A.M.van Dam
hoogleraar Klinische
Psychologie
Universiteit van Amsterdam
hr.prof.dr.R.O.B.Gans
hoogleraar Inwendige
Geneeskunde
Rijksuniversiteit Groningen
hr.prof.mr.dr.J.K.M.Gevers
hoogleraar Gezondheidsrecht
Universiteit van Amsterdam
hr.prof.dr.M.B.Katan
hoogleraar Voedingsleer
Wageningen Universiteit
hr.dr.P.J.Koehler
neuroloog
Atrium Medisch Centrum
Heerlen
mw.dr.R.C.van der Mast
psychiater
Universiteit Leiden
hr.prof.dr.A.B.van Vugt
hoogleraar Traumatologie
Katholieke Universiteit
Nijmegen
De per 1 januari 2004 aantredende redacteuren van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde; geslachtsaanduidingen bij persoonsnamen in het Tijdschrift
Leiden, januari 2004,
De Statenbijbel had zoveel gezag dat het gewone taalgebruik erdoor beïnvloed is, zoals recent bleek in discussies over de vervanging van het als statig aangevoelde, doch oorspronkelijk niet zo bedoelde ‘gij’ door een andere aanspreekvorm. Het Tijdschrift lijkt gelijkaardige ambities te hebben. In het eerste nummer van 2004 treffen wij een curieuze en geheel nieuwe geslachtsaanduiding van auteurs en redacteuren aan (2004:41). Een voorbeeld: de twee Leidse auteurs van beiderlei kunne die het commentaar schreven over de daling van het aantal ziekenhuisopnamen voor coronaire hartziekten, worden in de adresnoot aangeduid als ‘mw.dr.J.E.Roeters van Lennep en hr.prof.dr.E.E.van der Wall’ (2004:7-9). Het gaat hierbij niet om de overmaat van puntjes, die de indruk wekt van een e-mailadres, maar om dat ‘hr.’. Wil het Tijdschrift dat ‘heer’, net zoals ‘mevrouw’, een aanspreektitel wordt? Die wijze van aanspreken is sinds Floris V niet gebruikelijk meer, en was ook toen al slechts bij een minderheid in zwang.
Heeft de redactie onderkend dat er in het Nederlands, anders dan in het Engels (‘Mr’) en het Frans (‘Mr’), geen af te korten manlijke aanspreekvorm bestaat, en wil zij de taal hiermee verrijken? Of gaat het hier om een overdreven neiging tot politieke correctheid? In plaats van over te gaan tot een licht ridicule taalhervorming met ‘hr.prof.’ en ‘hr.dr.’ had de redactie oplossingen binnen de bestaande schrijfgewoonten kunnen zoeken, zoals vermelding van de voornamen of het weglaten van elke aanduiding van het geslacht. Tenslotte zouden we de gruwelijke ongelijkheid kunnen accepteren dat vrouwelijke collegae ‘mw.’ voor hun officiële titulatuur krijgen en mannen niet.
De per 1 januari 2004 aantredende redacteuren van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde; geslachtsaanduidingen bij persoonsnamen in het Tijdschrift
Borne, januari 2004,
Het is mij onduidelijk of de hoofdredactie van het Tijdschrift in staat is een net ingevoerde maatregel in te trekken of dat het aan de redactieraad is dit te doen. De maatregel in kwestie is de vermelding van de foeilelijke voorvoegsels ‘hr.’ en ‘mw.’ bij de namen van redactieleden en medewerkers van het Tijdschrift (2004:41). Al jaren erger ik mij bij aankondigingen van cursussen en bij notulen van verenigingen aan de aanduidingen ‘dhr.’ en ‘mw.’; nu gaat ook het Tijdschrift ze gebruiken. Er wordt nog wel een ‘d’ weggelaten; zo heet de hoofdredacteur nu ‘hr.prof.dr.J.van Gijn’. Ik kan mij de frustratie van een vrouwelijk redactielid best voorstellen; als er niets voor haar naam staat, zal zij waarschijnlijk aangeschreven worden als ‘Hooggeleerde Heer’. Dan denk ik met plezier terug aan mijn co-schap dermatologie, toen ik met de oude prof.Polano en een vrouwelijke assistent-geneeskundige visite liep en de patiënte ons begroette met: ‘Dag professor, dag dokter, dag zuster.’ Die tijd ligt ver achter ons. Geneeskunde wordt een vrouwenvak, dus straks zal ik de broeder in de begroeting zijn. Dat ook bij de foto's van de nieuwe redactieleden ‘mw.’ en ‘hr.’ gezet wordt, doet vermoeden dat de hoofdredactie haar lezers als niet volwaardig beschouwt. Kunnen wij niet terug naar het oude systeem, waarbij er voluit ‘mevrouw’ werd geschreven voor de namen van vrouwelijke leden en medewerkers? Wellicht kan de hoofdredactie ook overwegen het Angelsaksische systeem met voornamen te gebruiken. Mij realiserend dat er in medisch Nederland belangrijker zaken dan deze zijn, kon ik het toch niet nalaten u deze suggesties te doen.
De per 1 januari 2004 aantredende redacteuren van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde; geslachtsaanduidingen bij persoonsnamen in het Tijdschrift
Met ingang van het eerste nummer van dit jaar wordt bij persoonsnamen in het Tijdschrift ‘hr.’ vermeld als het om een man gaat; dit gebeurt onder andere in de adresnoten van artikelen. Daarop zijn inmiddels een aantal negatieve reacties binnengekomen (van mannen).
Het was al sinds lang gebruik om bij namen van vrouwen ‘mw.’ toe te voegen. Dit stoorde veel auteurs, vooral vrouwelijke, die de redactie ter verantwoording riepen omdat de toevoeging ‘mw.’ voor hun artikel niet relevant was. Door de onevenwichtigheid in de geslachtsaanduiding ontstond de indruk dat het Tijdschrift eigenlijk een blad voor mannen was, waarin voor niet-mannen ter onderscheiding een toevoeging was vereist. Aan die onevenwichtigheid is nu een eind gekomen. Het Tijdschrift is er voor en door medici, ongeacht het geslacht, en bovendien is inmiddels de helft van de lezers vrouw.
Verschillende lezers hebben ons erop gewezen dat er andere oplossingen mogelijk waren geweest, bijvoorbeeld het weglaten van de geslachtsaanduiding of het voluit schrijven van de voornaam. Dat laatste gebeurt in veel Engelstalige tijdschriften. Afgezien van het feit dat voornamen niet altijd het geslacht onthullen (Anne, Dominique, Imre, Kim, Wil), past het vermelden ervan niet bij de traditie van het Tijdschrift.
Bij die traditie passen wel hoffelijkheid en praktisch nut. Bij getrouwde vrouwen nemen wij niet alleen de eerste naam als trefwoord in het register op, maar ook de meisjesnaam, zodat een auteur altijd haar publicatielijst bij ons kan terugvinden. Zo willen wij ook de lezers die een brief aan een van de auteurs van een artikel zouden willen schrijven, helpen de juiste aanhef te vinden (‘Geachte mevrouw’ of ‘Geachte heer’), zodat zij niet hun toevlucht hoeven te nemen tot het onpersoonlijke ‘Geachte heer/mevrouw’. Vandaar de keuze voor geslachtsaanduidingen.
Van de brieven die zijn binnengekomen naar aanleiding van onze beslissing hebben wij hier de eerste twee, van de heren Rosendaal en Vriesendorp, afgedrukt. De negatieve reacties van mannen wegen tot nu toe niet op tegen die van vrouwelijke auteurs uit het recente verleden, zowel qua inhoud als qua toon.
Wij zijn het eens met de laatste opmerking van Vriesendorp: er zijn in medisch Nederland belangrijker zaken. Toch is een zorgvuldige en respectvolle bejegening van lezers en auteurs een voorwaarde voor vruchtbare inhoudelijke discussies.