Samenvatting
Doel
Het geven van een embryologische verklaring voor de aanwezigheid van ovarieel stroma in cystadenomen van lever en pancreas.
Opzet
Onderzoek van patiënten en embryo's.
Methode
In de periode 1997-2001 werden in het Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, 9 vrouwen behandeld met een cystadenoom met ovarieel stroma, waarvan er zich 6 in de lever en 3 in de pancreasstaart bevonden. Bij 1 patiënte met een cystadenoom in de lever had maligne ontaarding plaatsgevonden. In embryo's van 5-8 weken ontwikkeling werden de regionale verschillen in de morfologie van het epitheel van de buikholte in kaart gebracht en werd de ligging van de gonaden ten opzichte van embryonale lever, pancreas en milt onderzocht.
Resultaten
Voordat de descensus van de gonaden in de foetale periode op gang komt, zijn de gonaden direct dorsaal van de lever, pancreasstaart en milt gelegen, maar daarvan gescheiden door de peritoneale holte. De cellen die de urogenitale plooien bekleden, onderscheiden zich van die elders in de peritoneale holte door een opgebolde in plaats van afgeplatte vorm. Deze geactiveerde morfologische kenmerken suggereren dat de bekledende cellen van de gonade bij fysiek contact met de aanliggende organen kunnen loslaten en zich vervolgens kunnen nestelen op en in dat naburige orgaan.
Conclusie
Het is aannemelijk dat cystadenomen van lever en pancreas hun oorsprong hebben in de cellen die het oppervlak van de embryonale gonaden bekleden. De afwijkende vorm van deze bekledende cellen suggereert namelijk dat ze relatief gemakkelijk te mobiliseren zijn. Het mechanisme dat verantwoordelijk is voor de versleping van deze cellen is waarschijnlijk te vergelijken met dat van entmetastasering in de coeloomholte. Gezien de kans op maligne ontaarding van een cystadenoom is de behandeling van keuze radicale resectie van de afwijking.
Reacties