Samenvatting
Doel
Onderzoeken bij hoeveel patiënten met darm- of buikklachten die door de huisarts voor CT-colografie verwezen werden voor het uitsluiten van colorectaal carcinoom (CRC), op basis van de CT-colografie een meer belastende coloscopie achterwege kon blijven.
Opzet
Retrospectief beschrijvend.
Methode
Alle opeenvolgende patiënten, die van december 2006-juni 2009 op aanvraag van de huisarts een CT-colografie in ons centrum ondergingen, werden geïncludeerd. Demografische en verwijsgegevens werden verzameld. Resultaten van CT-colografie werden beschreven volgens de ‘CT colonography reporting and data system’. Tevens gingen wij na hoeveel patiënten in de 6 maanden na de CT-colografie alsnog een coloscopie ondergingen.
Resultaten
398 patiënten (154 mannen en 244 vrouwen) met een mediane leeftijd van 61 jaar (uitersten: 22-91) werden geïncludeerd. Bij 30 patiënten (7,5%) was coloscopie geïndiceerd wegens een mogelijk coloncarcinoom, poliepen > 10 mm of ≥ 3 poliepen van 6-9 mm grootte bij CT-colografie. Bij 33 patiënten (8,3%) was follow-up met CT-colografie of coloscopie geïndiceerd vanwege 1 of 2 poliepen van 6-9 mm grootte of wegens twijfelachtige afwijkingen. 11 van hen (2,8%) ondergingen een coloscopie. Bij 335 patiënten (84,2%) konden poliepen > 6 mm en maligniteit worden uitgesloten. Van hen ondergingen 18 patiënten (4,5%) alsnog een coloscopie. In totaal kon bij 341 patiënten (85,7%) een coloscopie achterwege blijven. Bij 63 patiënten (15,8%) werden (mogelijk) belangrijke extracolonische pathologische afwijkingen gevonden.
Conclusie
De resultaten van dit onderzoek ondersteunen dat bij de overgrote meerderheid van door de huisarts verwezen patiënten met een lage tot matige verdenking op CRC, een belastende coloscopie achterwege kan blijven, doordat CRC en poliepen middels CT-colografie kunnen worden uitgesloten. CT-colografie zou een waardevolle aanvulling kunnen zijn in het diagnostisch arsenaal van de huisarts.
CT colografie (antwoord auteurs)
In reactie op collega Ranschaert:
Wij zijn het met collega Ranschaert eens dat huisartsen goed geïnstrueerd moeten worden over de mogelijkheden en vooral ook onmogelijkheden van CTC. Ook wij zijn van mening dat er voor een bariuminloop geen plaats meer is, daarom hebben wij dit onderzoek enkele jaren geleden volledig vervangen door low dose CTC. Door middel van symposia en participering in nascholingscursussen hebben wij huisartsen uitvoerig geïnformeerd met de volgende richtlijnen: 1. inschatting van het risico op colonmaligniteit aan de hand van symptomen, lichamelijk onderzoek en familie-anamnese. Bij hoog risico verwijzing voor optische coloscopie en bij laag risico verwijzing voor CTC als alternatief voor optische coloscopie. 2. Bij jonge patiënten heeft optische coloscopie de voorkeur boven CTC, indien er een verdenking is op IBD. 3. Bij jonge patiënten en/of bij minder specifieke darmklachten kan echografie het eerste keus onderzoek zijn. Tevens beoordelen wij elke CTC aanvraag van de huisartsen. Dit laatste leidt regelmatig tot telefonische consultatie en overleg. Huisartsen hebben ondanks de geldende richtlijnen soms toch behoefte aan nadere diagnostiek bij bepaalde patiënten. Soms leidt dat tot een keuze van één van beiden op uitdrukkelijk verzoek van de huisarts. Sigmoidoscopie is door onze MDL-artsen terecht verlaten. Soms adviseren wij echografie of accepteren wij de uitdrukkelijke wens tot CTC. Eveneens zijn wij van mening dat de indicatiestelling met behulp van verder wetenschappelijk onderzoek verbeterd kan worden.
In Europa, maar ook in de Verenigde Staten zijn de richtlijnen van de C-RADS breed geaccepteerd door Amerikaanse radiologen, ondanks de daar geldende medische claimcultuur. Het is inderdaad zo dat de internationale richtlijnen van MDL-artsen en die van radiologen verschillend zijn voor kleine poliepen. Voor beide richtlijnen is overigens brede ondersteuning in de literatuur. In ons ziekenhuis hebben de MDL-artsen zich geconformeerd aan het feit dat bij CTC gevonden poliepen < 6 mm conform de C-RADS niet verwezen worden voor coloscopie. Dit beleid moet inderdaad plaatselijk goed onderling afgestemd worden. Hierbij moet ook worden meegenomen dat de richtlijnen t.a.v. follow-up na optische coloscopie berust op histologische parameters. Alleen voor poliepen met een premaligne karakter wordt, op zeldzame uitzonderingen nagelaten, follow-up geadviseerd. Verder is het een groot verschil dat na optische coloscopie er (nagenoeg) geen poliepen worden achter gelaten. Derhalve zijn follow-up criteria per definitie anders voor optische coloscopie versus CTC .
Het is niet onze bedoeling geweest om te kijken hoe de CTC scoort ten opzichte van de optische coloscopie; hiervoor zijn in de literatuur reeds vele onderzoeken gepubliceerd die onder andere ook overtuigend laten zien dat de "miss rates" voor de optische en virtuele coloscopie vergelijkbaar zijn. Wij tonen in dit initiële onderzoek slechts aan dat indien wij verwijzen op grond van de internationaal geaccepteerde C-RADS richtlijnen, bij het overgrote deel van de laag risico patiënten in de eerste lijn de invasievere optische coloscopie achterwege kan blijven. Voor veel patiënten is tenslotte de optische coloscopie een vervelend onderzoek. Ons inziens dient de de barium inloop op elke afdeling radiologie te worden vervangen door CTC en dienen huisartsen landelijk beschikking te krijgen over CTC als zinvol alternatief voor optische coloscopie.
Jelle Peulen, thans agnio interne geneeskunde, ook namens mede-auteurs Petra Simons, radioloog en Pieter Friederich, MDL-arts, VieCuri Medisch Centrum