Convulsies tijdens profylactisch gebruik van mefloquine

M. Heeringa
J.A.M. Kuster
R.H.B. Meyboom
M. Bouvy
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2477-80
Abstract

Samenvatting

De Stichting LAREB ontving in 1996-1997 6 meldingen van patiënten met convulsies die toegeschreven werden aan het profylactisch gebruik van het antimalariamiddel mefloquine. Van hen hadden 5 een blanco neurologische voorgeschiedenis; 1 patiënt was bekend wegens epilepsie, maar had al 5 jaar geen aanvallen. De verschijnselen ontstonden 1 tot 23 dagen na aanvang van de medicatie. Naar aanleiding van het optreden van de convulsies werd de medicatie gestaakt; bij de 4 patiënten van wie het beloop bekend was, trad volledig herstel op ten aanzien van de convulsies. Bij profylactisch gebruik van mefloquine moet men bedacht zijn op het mogelijk optreden van zeldzame neuropsychiatrische bijwerkingen zoals convulsies.

Auteursinformatie

Stichting Registratie Evaluatie Bijwerkingen (LAREB), Goudsbloemvallei 7, 5237 MH 's-Hertogenbosch.

M.Heeringa, medisch bioloog; R.H.B.Meyboom, arts; M.Bouvy, apotheker/regiocoördinator.

Kennemer Gasthuis, locatie Elisabeth Gasthuis, afd. Neurologie, Haarlem.

J.A.M.Kuster, neuroloog.

Contact M.Heeringa

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

P.H.A.
Voskuil

Breda, november 1998,

Collega Heeringa et al. leveren een interessante bijdrage in de benodigde informatie over het optreden van convulsies tijdens het profylactisch gebruik van mefloquine (1998:2477-80).

Onlangs werd voor nadere diagnostiek een patiënt naar mij verwezen, bij wie in eerste instantie eveneens een relatie was gelegd tussen het gebruik van mefloquine en het optreden van voor epilepsie verdachte aanvallen. Deze bleken uiteindelijk vermoedelijk te berusten op emotionele, niet-epileptische, niet-syncopale aanvallen (ENENSA), vroeger ook wel hysterische, pseudo-epileptische of psychogene aanvallen genoemd.

Van de door Heeringa et al. beschreven patiënten was alleen patiënt D bekend wegens epilepsie, maar er was geen follow-up. Bij patiënt B kan ondanks het EEG het vermoeden op een emotionele aanval blijven bestaan en is in ieder geval uit de beschrijving niet duidelijk waarom van een partiële epilepsie gesproken wordt. Bij patiënt E ontbreekt follow-up. Patiënt F heeft een ongebruikelijk schema gevolgd, waarbij overigens na 7 dagen, als de aanval optreedt, nog niet de 4e tablet is ingenomen.

Uit de literatuuropgave van de auteurs, met name de referenties 12-14, waaraan nog toe te voegen het artikel van Phillips-Howard en Ter Kuile,1 kan worden afgeleid dat het risico van convulsies en mefloquine weliswaar verhoogd, maar toch zeer laag is (0,004-0,0005%).

Een eventueel alternatief zoals doxycycline (patiënt F) is inderdaad een optie, maar bij patiënten met gebruik van anti-epileptica moet daarbij in veel gevallen gelet worden op enzyminductie in de lever, waardoor de serumspiegels van doxycycline verlaagd worden, zodat de dosis verhoogd dient te worden. Het is derhalve op grond van het voorgaande de vraag of, zoals de auteurs voorstellen, aan patiënten met convulsies in de anamnese (dus alle patiënten met epilepsie) bij Plasmodium falciparum-stammen die resistent zijn voor andere antimalariamiddelen, het gebruik van mefloquine als eerste keus moet worden afgeraden. Wat is dan het alternatief?

P.H.A. Voskuil
Literatuur
  1. Phillips-Howard PA, Kuile FO ter. CNS adverse events associated with antimalarial agents. Fact or fiction? Drug Saf 1995;12:370-83.

's-Hertogenbosch, december 1998,

Wij danken collega Voskuil voor zijn aanvulling. Zijn beschrijving van een patiënt met emotionele, niet-epileptische, niet-syncopale aanvallen (ENENSA) tijdens het gebruik van mefloquine, benadrukt terecht dat ook psychiatrische bijwerkingen een belangrijke plaats innemen in de differentiaaldiagnostiek.

Hoewel men een diagnose nooit met volledige zekerheid kan stellen, zijn wij van mening dat, in het geval van de door ons beschreven ziektegeschiedenissen, voldoende verdenking valt op epileptische aanvallen om de diagnose te rechtvaardigen. Onder andere de aanwezigheid van tongbeet en incontinentia urinae bij een aantal patiënten wijst in die richting. Het is daarnaast tevens van belang te benadrukken dat ENENSA bij een deel van de patiënten niet volledig uitgesloten kan worden.

Het is vooral de tijdsrelatie tussen het gebruik van mefloquine en het optreden van de aanvallen, zoals wij beschreven, die suggestief is voor een verband. Ook in de literatuur zijn enkele ziektegeschiedenissen beschreven van tonisch-klonische aanvallen die optreden bij profylactische dosering van mefloquine. Verder (farmaco-epidemiologisch) onderzoek in de toekomst zal uitwijzen of het door ons gelegde verband bevestigd kan worden.

De IB-tekst vermeldt dat mefloquine niet gebruikt dient te worden door patiënten met overgevoeligheid en bij patiënten met psychiatrische stoornissen of convulsies in de anamnese. Mocht een epilepsiepatiënt toch naar gebieden met resistente P. falciparum-stammen willen reizen, dan zal de behandelend arts een afweging moeten maken tussen het therapeutisch effect en de risico's van diverse antimalariamiddelen. Wij wilden een bijdrage leveren aan de hiervoor benodigde kennis. Een andere boodschap van ons artikel is dat men bij patiënten die voor het eerst convulsies krijgen tijdens profylactisch gebruik van mefloquine, rekening moet houden met mefloquine als oorzaak.

M. Heeringa
J.A.M. Kuster
R.H.B. Meyboom
M.L. Bouvy