Samenvatting
Depressie komt veel voor, kan goed worden behandeld, maar wordt onvoldoende onderkend. Een algemeen gehanteerd classificatiesysteem ontbreekt. In een consensusbespreking werden de volgende begrippen gedefinieerd: depressiviteit als normaal verschijnsel, als psychiatrisch symptoom en als syndroom, evenals ‘minor depression’. Gebruik van de term ‘gemaskeerde depressie’ werd afgeraden. De waargenomen onderdiagnostiek wordt verklaard door: presentatie van somatische klachten door een depressieve patiënt; onbekendheid van de patiënt met depressie; dat de klachten door bijkomende psychosociale problematiek en (of) lichamelijke ziekten begrepen kunnen worden; de moeite die het huisarts en patiënt soms kost om depressie als psychisch of psychiatrisch te benoemen. Depressie heeft meerdere oorzaken, wat gevolgen heeft voor de therapiekeuze. Als depressiescorelijsten hebben de Bech-schaal en interviews de voorkeur boven zelfinvullijsten. Er is geen valide laboratoriumonderzoek voor depressie, maar het kan wel helpen om andere ziekten uit te sluiten, antidepressieve medicatie te kiezen en het effect ervan te volgen. Bij psychotherapeutische behandeling hebben cognitieve gedragstherapie en interpersoonlijke therapie de voorkeur vanwege wetenschappelijk bewezen effectiviteit. Vrouwen lijden tweemaal zoveel aan depressie als mannen, hetgeen door sociaal-maatschappelijke en niet door genetische of hormonale factoren wordt verklaard. Hormonale therapie is derhalve niet geïndiceerd, wel benadering vanuit een gelijkwaardige arts-patiëntrelatie. Naar suïcide-overwegingen dient regelmatig te worden geïnformeerd.
Reacties