Samenvatting
Op 22 maart 1991 werd een consensusbijeenkomst gehouden over het cerebrovasculair accident (CVA). Over de volgende punten werd overeenstemming bereikt.
Er zijn verschillende soorten hersenbloedingen en -infarcten, die met computertomografie van elkaar onderscheiden kunnen worden; het onderscheid kan praktische consequenties hebben. Bij het klinisch onderzoek moet speciale aandacht worden besteed aan cognitieve stoornissen. Angiografie is alleen geïndiceerd als een vaatoperatie of ongewone oorzaak overwogen wordt. Liquoronderzoek en EEG worden slechts verricht op bijzondere indicatie. Cardiologisch consult is nodig bij jonge patiënten met een CVA en bij klinische aanwijzingen voor een cardiale emboliebron. Cumarinederivaten worden gegeven bij een aantal van deze emboliebronnen, om recidief te voorkomen. Voor herseninfarcten bestaat nog geen effectieve medicamenteuze therapie. Bij lobaire en cerebellaire hersenbloedingen kan operatie geïndiceerd zijn. In de acute fase van een CVA zijn altijd het voorkómen van verslikpneumonie, longembolie en decubitus en de zorg voor spieren en gewrichten van belang. Voor- en nadelen van maagsonde en urinecatheter moeten worden afgewogen.
Behandeling van hypertensie na de acute fase is nodig ter voorkoming van recidiefinfarcten en -bloedingen. Na een ‘transient ischaemic attack’ en kleine herseninfarcten wordt acetylsalicylzuur gegeven, waardoor de kans op herseninfarcten (en myocardinfarcten) met 30 wordt verminderd. Carotisendarteriëctomie bij patiënten met symptomen met een carotis-stenose van 70 of meer beperkt het aantal dodelijke en invaliderende herseninfarcten tot de helft, als het aantal patiënten met perioperatieve complicaties onder de 4 blijft.
Revalidatie na CVA leidt tot vermindering van beperkingen en tot betere aanpassing van de patiënt en diens omgeving. De patiënt moet gestimuleerd en ondersteund worden, waarbij het geven van goede voorlichting, ook aan de familieleden, essentieel is. Verstrekken van hulpmiddelen en treffen van voorzieningen dienen te geschieden op individuele basis, na een periode van training. Bij cognitieve gevolgen van CVA is neuropsychologische hulp gewenst. Afasiebehandeling vereist multidisciplinaire diagnostiek en evaluatie. Depressies komen na CVA vaak voor en moeten worden behandeld. De zorg voor CVA-patiënten vereist samenwerking tussen vele hulpverleners; lokale zorgprogramma's vormen daarvoor de beste garantie.
Reacties