Samenvatting
Doel
Verslag doen van een retrospectieve studie naar de diagnostiek en de behandeling van zuigelingen met congenitaal hyperinsulinisme (CHI; persisterende hyperinsulinemische hypoglykemie).
Opzet
Retrospectief en descriptief.
Methode
Het onderzoek betrof alle 15 patiënten bij wie in de periode 1981-1999 in het Universitair Medisch Centrum St Radboud de diagnose ‘CHI’ werd gesteld. Door systematisch statusonderzoek werden in deze groep gegevens verzameld over presentatie, klinische opname, laboratoriumgegevens, behandeling en follow-up.
Resultaten
Van de 15 kinderen waren er 4 macrosoom; 12 (80) werden gezien in de eerste 4 dagen na de geboorte, de anderen na de leeftijd van 5 maanden. De symptomen waren deels aspecifiek (slecht drinken, sloomheid), deels duidelijk passend bij neuroglykopenie (fladderigheid, hypotonie), 9 zuigelingen maakten een convulsie door. De hoeveelheid glucose die toegediend moest worden om normoglykemie te bereiken (gemiddeld: 16,9 mg/kg/min) lag ver boven de basale behoefte van 4-8 mg/kg/min. Serumwaarden voor ketonen en vrije vetzuren waren verlaagd ten tijde van een hypoglykemische episode; een hyperinsulinemie kon na herhaalde metingen aangetoond worden. Van de kinderen reageerden er 5 goed op behandeling met diazoxide. 10 kinderen ondergingen een subtotale pancreatectomie; 4 bleven hierna normoglykemisch. 3 van de 10 geopereerde kinderen kregen een exocriene pancreasdisfunctie. De neuropsychologische ontwikkeling was niet systematisch onderzocht, maar bij 5 van de 15 kinderen was deze duidelijk gestoord.
Reacties