Chronische veneuze insufficiëntie

J.C.J.M. Veraart
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:199-4
Abstract

Samenvatting

- Chronische veneuze insufficiëntie (CVI) is een symptomencomplex aan de onderbenen bestaande uit onder andere varices, oedeem, pigmentaties en ulcus cruris venosum. De patiënten hebben veel klachten, die een hoge medische consumptie veroorzaken, vooral door het ulcus cruris venosum.

- CVI wordt veroorzaakt door een decompensatie van het veneuze systeem gepaard gaande met reflux van bloed in de oppervlakkige, diepe en/of perforerende venen van het onderbeen in verticale positie.

- De exacte pathogenese van de huidverschijnselen is nog grotendeels onbegrepen.

- De verhoogde ambulatoire veneuze druk induceert naast macro- ook microcirculatiore veranderingen zoals dermale pericapillaire fibrineophopingen, leukocytenaccumulatie en activatie van cytokinen.

- Behandeling van CVI kan op diverse wijzen gebeuren, waaronder compressietherapie, eventueel gecombineerd met sclero-compressietherapie of chirurgie, of met medicamenteuze ondersteuning.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Dermatologie, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht.

Contact Dr.J.C.J.M.Veraart, dermatoloog (jver@sder.azm.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Uden, februari 2002,

Het artikel van Veraart (2002:199-203) geeft een helder overzicht van de huidige stand van zaken bij chronische veneuze insufficiëntie. Deze wordt veroorzaakt door een decompensatie van het veneuze systeem als gevolg van reflux van bloed in de venen van het onderbeen in verticale positie. Hij wekt in zijn inleiding de indruk dat dit alles zo'n drie miljoen jaar geleden zou zijn veroorzaakt doordat de Homo sapiens rechtop is gaan lopen. Hier ontstaat enige verwarring. Niet alleen omdat de H. sapiens pas voor het eerst 400.000 jaar geleden ten tonele verscheen, maar vooral omdat geconcludeerd wordt dat chronische veneuze insufficiëntie is ontstaan doordat de mens ineens rechtop is gaan lopen.

De huidige mens (Homo sapiens sapiens) is vermoedelijk ontstaan uit de aapachtige voorouder Australopithecus afarensis (3,7-3 miljoen jaar geleden), waarschijnlijk de eerste echte tweevoeter.1 De voorouder hiervan, de Australopithecus ramidus (5,8-5,2 miljoen jaar geleden), bewoog zich in beboste gebieden in Afrika al gedeeltelijk op twee voeten voort.2 De mogelijkheid om zich voort te bewegen op twee benen maakte het vertrek uit deze gebieden mogelijk, waarna verspreiding over de toenmalige wereld kon beginnen.

In de evolutie hebben vele species zich aan veranderende omstandigheden aangepast om te kunnen overleven. Zo heeft het veneuze en arteriële systeem van de giraffe zich uitstekend aangepast aan de grote drukverschillen die optreden tijdens lopen, stilstaan en bijvoorbeeld drinken.3 Dat chronische veneuze insufficiëntie is ontstaan doordat de mens in de evolutie ineens tweevoeter is geworden, is gezien de zojuist beschreven overgang minder waarschijnlijk. Het valt echter niet te bewijzen dat deze overgang onvoldoende tijd geboden heeft voor het lichaam om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Waarschijnlijk zijn er andere factoren die hierin mede een rol spelen.

Bij de overgang van vier- naar tweevoeter veranderen namelijk ook de vorm en de functie van de borstholte. Bij viervoeters is dit een onderdeel van het voortbewegingsapparaat. De ademhaling verhoudt zich één op één met de voortbeweging om de thorax voldoende rigiditeit te verschaffen de klappen van de voorpoten op te vangen. De thorax is trechtervormig. Het lopen op twee voeten daarentegen biedt de mogelijkheid om onafhankelijk van het lopen te ademen. De borstholte is daardoor geen onderdeel meer van het voortbewegingsapparaat. Dit is waarschijnlijk ook één van de voorwaarden om spraak te ontwikkelen.4 De thorax is tonvormig.

Daarnaast dient men zich te realiseren dat de eerste tweevoeters ongeveer 1 tot 1,2 m lang waren.5 De drukveranderingen als gevolg van het rechtop lopen zijn bij deze species dan ook veel geringer dan Veraart denkt.

Omdat er alleen fossiele botten uit de beginperiode zijn overgebleven, kunnen wij slechts gissen naar het functioneren van het veneuze systeem van species uit die periode. Te veronderstellen dat alleen de veranderde stand van de V. cava zulke vergaande gevolgen heeft, is mijns inziens een te grote stap ineens.

K.P. de Roos
Literatuur
  1. Wood B, Collard M. The human genus. Science 1999;284:65-71.

  2. Balter M, Gibbons A. Human evolution. Another emissary from the dawn of humanity. Science 2001;293:187-9.

  3. Hargens AR, Millard RW, Pettersson K, Johansen K. Gravitational haemodynamics and oedema prevention in the giraffe. Nature 1987; 329:59-60.

  4. MacLarnon AM, Hewitt GP. The evolution of human speech: the role of enhanced breathing control. Am J Phys Anthropol 1999;109:341-63.

  5. Helmuth H. ‘Lucy's’ body height and relative lenght: human- or ape-like? Z Morphol Anthropol 1992;79:121-4.

J.C.J.M.
Veraart

Maastricht, maart 2002,

Graag wil ik collega De Roos danken voor zijn waardevolle opmerkingen. Mijn paleontologische kennis reikt niet zover als de zijne. Ik ben het met hem eens dat de mens niet in één nacht rechtop is gaan lopen, maar dat hier een lange tijd overheen is gegaan. Toch kan niet ontkend worden dat er in de loop van de evolutie belangrijke veranderingen zijn opgetreden in de drukverhoudingen tussen het veneuze vaatsysteem en het interstitium.

In de dierenwereld komen varices en zeker het ulcus cruris venosum niet voor. Experimenteel zijn in de achterpoten van honden fistels aangebracht tussen de A. en de V. femoralis om een verhoogde veneuze druk te bewerkstelligen. Hoewel er wel een toename van het aantal capillairen werd geconstateerd, traden niet de typische cutane verschijnselen op van de chronische veneuze insufficiëntie zoals die gezien worden bij de mens.1 Zoals De Roos terecht opmerkt, is dit ook niet het geval bij de giraffe, hoewel hier zeer hoge drukken kunnen worden gemeten. Deze dieren hebben een stevige huid aan de onderpoten, in tegenstelling tot de mens. Verschillen in transmurale drukken (interstitiële minus de intravasale druk) tijdens houdingsveranderingen worden op deze manier voorkomen. In de Engelse taal wordt hiervoor de term ‘natural antigravity suit’ (‘natuurlijk antizwaartekrachtskostuum’) gebruikt.2 In de praktijk is dit te vergelijken met een compressief verband bij de mens. Kennelijk heeft de huid aan de onderbenen zich in de loop van de evolutie niet kunnen aanpassen aan de drukveranderingen die zijn opgetreden in het veneuze vaatstelsel en die nog sterker zijn bij decompensatie hiervan. Dat de oudere species wat kleiner waren dan de huidige mens doet aan dit principe niets af. Het suggereert slechts dat bij (nog) langer worden van de mens de problemen aan de onderbenen alleen maar zullen toenemen.

Het exacte mechanisme achter het ontstaan van de huidveranderingen bij chronische veneuze insufficiëntie is helaas nog grotendeels onbekend. Het vormt al vele jaren onderwerp van discussie. Zoals in het artikel aangegeven, zijn er verschillende theorieën gepostuleerd, maar geen van deze geeft een sluitend bewijs.

J.C.J.M. Veraart
Literatuur
  1. Burnand KG, Clemenson G, Whimster I, Gaunt J, Browse NL. The effect of sustained venous hypertension on the skin capillaries of the canine hind limb. Br J Surg 1982;69:41-4.

  2. Chant A. Tissue pressure, posture, and venous ulceration. Lancet 1990;336:1050-1.