Chronische lymfocytenleukemie (CLL) treedt meestal op na het 50e levensjaar en 2 maal zo vaak bij mannen als bij vrouwen. De diagnose CLL wordt reeds gesteld bij een absolute lymfocytose van monoklonale lymfocyten in het perifere bloed (> 5 x 109l) en monoklonale lymfocytaire infiltratie van het beenmerg > 30.12 De CLL-cellen hebben een kern met dicht klonterig chromatine (grumulée) zonder nucleolus en een smalle rand basofiel cytoplasma zonder granulae. De aanwezigheid van kapotgestreken lymfocyten (‘Gumprecht-Schollen’) in het bloeduitstrijkpreparaat is typisch voor CLL.
Prolymfocytenleukemie (PLL) is een afzonderlijke en meestal agressief verlopende ziekte met uitgesproken prolymfocytose in het perifere bloed en beenmerg en massieve splenomegalie zonder lymfadenopathie. Prolymfocyten zijn grote lymfocytaire cellen met ronde kern en prominerende vesiculaire nucleolus.
Overgangsvormen van CLLPLL hebben naast de typische CLL-cellen in het perifere bloed op prolymfocyten lijkende of typische PLL-cellen. Prolymfocytaire transformatie van CLL en CLLPLL is gekenmerkt door…
Reacties