Chronische beademing in Nederland

Opinie
J.M.C. Douze
F.G.I. Jennekens
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:2290-2

Zie ook de artikelen op bl. 2283 en 2299.

Binnen korte tijd wordt in twee artikelen aandacht besteed aan chronische beademing. Monster geeft in dit tijdschriftnummer verslag van de activiteiten van de Eenheid voor Chronische Beademing (ECB) Het Zonnehuis te Zuidhorn.1 Bremers weet in Medisch Contact de ideeën weer te geven die deskundigen in Nederland hem via literatuur en gesprekken hebben toevertrouwd.2 Grote waardering moet men ook hebben voor de wijze waarop Sluiter et al. de consultatieve functie vanuit het Beademingscentrum in het Academisch Ziekenhuis te Groningen hebben vervuld.

In ons commentaar menen wij enige aanvullende opmerkingen te moeten maken om de situatie ten aanzien van chronische beademing en thuiszorg in Nederland te verduidelijken. Ook dient de functie van een centrum dat de thuisbeademing vanuit een academisch ziekenhuis regelt, te worden belicht. Jammer genoeg gebeurt dat niet in Monsters artikel. De auteur bepleit een verblijf gedurende een…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Centrum voor Thuisbeademing, Catharijnesingel 101, 3511 GV Utrecht.

Afd. Reanimatie en Klinische Toxicologie: prof.dr.J.M.C.Douze, internist.

Afd. Neuromyologie: prof.dr.F.G.I.Jennekens, neuroloog.

Contact prof.dr.J.M.C.Douze

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, februari 1988,

De heer Aardema spreekt van een ‘nieuwe’ categorie patiënten; wij weten niet welke categorie wordt bedoeld! Goede vervolgvoorzieningen zouden er niet zijn; wij pleiten slechts voor een hernieuwde bezinning bij het plaatsen van patiënten op grote afstand van hun leefomgeving, zonder echter het ECB-idee te verlaten. Dat ziekenverzorgenden ‘ten enenmale’ onbevoegd zijn bronchiaal toilet te verrichten, wijkt af van de recente visie van ‘staatstoezicht’. De benadering van een berekening van verpleegkundige bezetting voor intensieve zorg is onzorgvuldig. Een aantal patiënten, goed geselecteerd en daar gaat het om, behoeft als beademingspatiënten nauwelijks méér verpleegkundige zorg extra. Een ander aantal behoeft wel veel meer zorg dan een patiënt in een verpleeghuis, en moet daar dan ook niet worden opgenomen. Overigens, de Inspectie is voldoende op de hoogte en meent dat, overeenkomstig de wet en het Ziekenfondsbesluit, de medicus in het CAB eindverantwoordelijk is. Indien deze in gebreke blijft zal hij ter verantwoording worden geroepen.

De brief van de heer Aardema pleit voor één ding: wie voor de situatie van beademingspatiënten in Nederland belangstelling heeft, moet eerst een studie maken over wat zich elders afspeelt.

J.M.C. Douze