Samenvatting
- De laatste jaren zijn verschillende cholinesteraseremmers beschikbaar gekomen voor de ziekte van Alzheimer. Onlangs heeft, op initiatief van de sectie Psychiatrie voor Ouderen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, een bijeenkomst plaatsgevonden met een aantal ter zake kundige clinici, onder meer om overeenstemming te bereiken over de klinische relevantie van deze middelen en de eventuele toepassingen in de praktijk.
- De tot dusver beschikbare farmacotherapeutische mogelijkheden bij de ziekte van Alzheimer hebben, ten opzichte van placebo, een zeer bescheiden effect op het cognitief en klinisch functioneren. De vraag in hoeverre dit effect klinisch relevant is, kan op dit moment niet worden beantwoord.
- In afwachting van meer onderzoeksgegevens wordt aangeraden de middelen niet routinematig toe te passen, maar uitsluitend in het kader van wetenschappelijk onderzoek en (of) onder goed gecontroleerde omstandigheden met betrekking tot diagnostiek en evaluatie. Prescriptie dient beperkt te blijven tot patiënten met lichte tot matig ernstige dementie die ‘waarschijnlijk’ het gevolg is van de ziekte van Alzheimer.
- Evaluatie van het effect bij de individuele patiënt is nog een probleem. Hiervoor moeten ‘n = 1’-protocollen nader worden uitgewerkt. Het effect van de middelen moet in ieder geval systematisch met behulp van daartoe geschikte en gestandaardiseerde schalen worden geëvalueerd, ten aanzien van zowel de cognitieve functies als het gedragsmatig functioneren en het algemeen functioneren in de dagelijkse praktijk.
- De benodigde kennis en ervaring zijn doorgaans vooral aanwezig op gespecialiseerde multidisciplinaire afdelingen voor dementiediagnostiek. Het verdient sterk de voorkeur dat behandeling met farmaca tegen de ziekte van Alzheimer is ingebed in het geheel van de overige behandelingen.
Reacties