Samenvatting
Van 1975 tot 1986 nam de geregistreerde, voor leeftijdopbouw gecorrigeerde, incidentie van borstkanker in Zuidoost-Noord-Brabant en Noord-Limburg met circa 1 per jaar toe, vooral bij vrouwen < 50 jaar. De sterfte leek af te nemen bij vrouwen van 45-59 jaar. Er vond een duidelijke vervroeging van de diagnose plaats: het aandeel van tumoren > 5 cm en van in de huid doorgegroeide tumoren verminderde van ruim 40 naar 15, dat van tumoren van 2,1-5 cm steeg licht van 30 naar 35, maar het aandeel van tumoren ≤2 cm steeg van ruim 20 tot bijna 45, in sterkere mate bij jongere vrouwen. De waargenomen afname van de tumorgrootte kan niet worden toegeschreven aan vertekening door screening of door een systematische verandering in de meting. Veeleer lijkt hierop van invloed de steeds ruimere toepassing van mammografie, later in combinatie met cytologisch onderzoek, bij vrouwen met klachten en kleine gezwellen. Ook traden verschuivingen op in de behandeling van deze vrouwen: inmiddels wordt bij 40 van hen borstsparende behandeling toegepast. Al deze veranderingen hebben belangrijke implicaties voor de opzet en de te verwachten resultaten van het geplande bevolkingsonderzoek, waarvoor hooguit 35 van de vrouwen met invasieve borstkanker in deze bevolking in aanmerking zou komen.
Reacties