Sinds 2000 hebben doelgerichte middelen binnen de oncologie hun intrede gedaan. Voorbeelden hiervan zijn tyrosinekinaseremmers, ‘mammalian target of rapamycin’(mTOR)-remmers en monoklonale antilichamen. Samen vormen zij de snelst groeiende groep geneesmiddelen binnen de oncologie. In tegenstelling tot de conventionele intraveneuze chemotherapie waarbij de dosering, al dan niet rationeel, wordt afgestemd op het lichaamsoppervlak van de patiënt, worden de tyrosinekinaseremmers en mTOR-remmers tot het moment van ziekteprogressie of intolerantie in een vaste dosis voorgeschreven.
Na de aanvankelijk hartelijke ontvangst van deze orale, ogenschijnlijk relatief weinig toxische middelen, lopen we in de dagelijkse praktijk toch tegen belangrijke vragen aan. Niet de kortdurende heftige bijwerkingen die we kennen van chemotherapie, maar juist de continue aanwezigheid van meerdere geringe bijwerkingen maakt dat deze middelen niet altijd even goed verdragen worden. Dit leidt tot dosisreductie of -onderbreking, maar doen we de patiënt hier niet mee tekort? De vraag dringt zich op of het meten van geneesmiddelconcentraties…
Reacties