Samenvatting
Om een indruk te krijgen van de wijze van bloeddrukmeting en de criteria voor het stellen van de diagnose hypertensie in de praktijk van de jeugdgezondheidszorg werd in 1989 een schriftelijke enquête gehouden onder een aselecte steekproef van 100 schoolartsen. De respons bedroeg 62.
De resultaten lieten grote verschillen in zowel methoden van meting als interpretatie van de gegevens zien.
Daar de respondenten een groep schoolartsen met meer dan gemiddelde belangstelling voor hypertensie kunnen vormen, verdienen de resultaten extra aandacht. De relatief hoge prevalentie van hypertensie (0,5-3) bij jeugdigen rechtvaardigt regelmatige metingen.
Meer nog dan de huisarts en de kinderarts bevindt de arts in de jeugdgezondheidszorg zich in een ideale positie om een bijdrage te leveren aan de preventie en de vroege opsporing van hypertensie. De kwaliteit van de meting en de uniforme interpretatie ervan zijn van groot belang, mede wegens de consequenties die daaraan verbonden zijn.
Reacties