Samenvatting
Met een elektrische miniboor werd bij 211 patiënten bij wie een maligne botafwijking werd vermoed een biopsie verricht (in totaal 215 biopten) voor cytologisch en histologisch onderzoek. De resultaten werden retrospectief geanalyseerd. De follow-up duurde ten minste 1 jaar of tot het tijdstip van overlijden.
Er werden 171 boringen gedaan bij 167 patiënten met een bekende maligniteit. In 78 gevallen werd een maligniteit aangetoond, waarbij het in 4 gevallen om een 2e primaire tumor ging (5). Er werden 44 boringen gedaan bij patiënten zonder maligniteit in de voorgeschiedenis. Hierbij werd in 19 gevallen een maligniteit aangetoond. Er waren geen primaire beentumoren. Bij 5 patiënten was de uitslag van het biopsiemateriaal fout-negatief: in alle gevallen patiënten met een bekende primaire tumor. De sensitiviteit van cytologische beoordeling alleen was 92, van histologische 76. De combinatie van cytologisch en histologisch onderzoek leverde een sensitiviteit op van 95 en een specificiteit van 100.
Conclusie: botbiopsie met een elektrische boor is een relatief weinig belastend diagnostisch onderzoek, geschikt voor penetratie van dikke botstructuren, dat waardevolle informatie levert voor het verdere therapeutische beleid.
(Geen onderwerp)
Münster (Duitsland), augustus 1992,
Met grote interesse hebben wij het artikel van Mali et al. gelezen (1992;1602-5). De biopsieën werden onder röntgendoorlichting of op geleide van een isotopenscanbeeld uitgevoerd. Beide technieken zijn geschikt om ossale structuren af te beelden. Over weke-delenuitbreiding en centrale necrose is men niet geïnformeerd.
In onze kliniek beproeven wij een uniforme punctietechniek voor weke-delentumoren, primaire bottumoren en metastasen. Van oktober 1991 tot augustus 1992 hebben wij bij 33 patiënten een echografisch gestuurde biopsie uitgevoerd. Het is een vrije-handbiopsie zonder een speciaal aangepaste tastkop. Wij gebruiken een 5 of een 7,5 MHz lineaire transducer. Na echografische tumorlokalisatie en vastleggen van de biopsietoegang, belangrijk vanwege een eventueel later uit te voeren operatie, wordt onder lokale anesthesie met behulp van een ‘crown core cut’-naald en een pistool de biopsie uitgevoerd. Drie tot vijf biopten worden gewonnen voor cytologisch en histologisch onderzoek. Bij een dikke corticalis is de elektrische miniboormachine zeker een aan te bevelen hulpmiddel.
De resultaten van ons onderzoek waren hoopgevend; bij 32 patiënten kon m.b.v. de beschreven techniek een diagnose worden gesteld: 24 maal de diagnose ‘maligne tumor’ en 8 maal de diagnose ‘benigne tumor’. Eénmaal was differentiëring tussen een Ewing-sarcoom en een weke-delenabces niet mogelijk.
De 24 maligne tumoren bestonden uit 13 bottumoren, 8 weke-delentumoren en 3 metastasen. De uiteindelijke diagnose kon 22 maal worden gesteld. Bij een chondroblastisch osteosarcoom werd voor het histochemisch onderzoek te weinig materiaal gewonnen. In een ander geval was differentiatie tussen een liposarcoom en een myxoïde sarcoom niet mogelijk.
Bij de goedaardige tumoren lag dit anders. In de 8 gevallen werd 1 keer een reuzenceltumor en 3 keer een lipoom gediagnostiseerd. Bij caverneus hemangioom, arterio-veneuze fistel met fibrose, aneurysmatische botcyste en osteonecrose bij syringomyelie was het niet mogelijk de diagnose te stellen met onze uniforme punctietechniek.
Wij menen derhalve dat de echografisch gestuurde biopsie een goede en betrouwbare methode is, zonder stralingsbelasting, voor zowel weke-delentumoren als voor bottumoren.