Wat is de rol van de huisarts?

Beslissen over een ongewenste zwangerschap*

Onderzoek
Maaike S. Goenee
Gé A. Donker
Charles Picavet
Ciel Wijsen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A8243
Abstract

Samenvatting

Doel

Inzicht krijgen in de rol van de huisarts bij de besluitvorming van een vrouw over een ongewenste zwangerschap.

Opzet

Dynamische cohortstudie.

Methode

In de periode 2004-2010 werden gegevens over consultvoering bij vrouwen met een ongewenste zwangerschap verzameld via huisartsenpraktijken die deelnemen aan de peilstations van NIVEL Zorgregistraties. Deze verzameling gebeurde via de ‘International classification of primary care’(ICPC)-code ‘W79’ in het elektronisch medisch dossier en via gestandaardiseerde vragenformulieren bij het 1e consult en na 6 maanden. Voor de analyse gebruikten we descriptieve statistiek en multivariate logistische regressieanalyse.

Resultaten

De meeste vrouwen wilden abortus provocatus en bleven bij dat besluit. Ongeveer 1 op 6 vrouwen twijfelde over het besluit tijdens het 1e huisartsenbezoek, en van de vrouwen die aanvankelijk wisten wat ze wilden veranderde 8% hierna van mening. Vrouwen veranderden vaker van keuze als ze een verder gevorderde zwangerschap hadden en wanneer ze verschillende opties met hun huisarts bespraken, en juist minder vaak als ze meteen verwezen werden naar een abortuskliniek. Met 41% van de vrouwen die twijfelden werden verschillende opties besproken. 5 van de 6 vrouwen die abortus provocatus wilden kregen een verwijzing naar de abortuskliniek zonder dat alternatieven besproken waren.

Conclusie

Voor 1 op de 4 vrouwen met een ongewenste zwangerschap is het consult bij de huisarts extra belangrijk, omdat zij nog niet weet wat ze wil of alsnog een ander besluit neemt. Samenwerkingsafspraken en regionale afstemming hiervan kunnen huisartsen ondersteunen bij deze consultvoering. Meer aandacht voor patiënten met een ongewenste zwangerschap in de medische opleiding en huisartsenopleiding wordt aanbevolen.

Auteursinformatie

*Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in Family Practice (2014;31:564-70) met als titel ‘Decision-making concerning unwanted pregnancy in general practice.’ Afgedrukt met toestemming.

Rutgers WPF, Utrecht.

Drs. M.S. Goenee, onderzoeker; drs. C. Picavet, onderzoeker; dr. C. Wijsen, sociaal psycholoog-demograaf.

NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn, Peilstations, Utrecht.

Dr. G.A. Donker, huisarts-epidemioloog.

Contact dr. G.A. Donker (g.donker@nivel.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Maaike S. Goenee ICMJE-formulier
Gé A. Donker ICMJE-formulier
Charles Picavet ICMJE-formulier
Ciel Wijsen ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Ons onderzoek gaat over vrouwen, die vrijwillig de huisarts als eerste arts consulteren voor hun ongewenste zwangerschap. Het is de vrouw zelf die de keuze voor de huisarts maakt en niet andersom. Wij stellen in de inleiding dat de vrouw bij haar eerste bezoek geïnformeerd moet worden over mogelijke alternatieven en dat de huisarts moet exploreren of de vrouw onafhankelijk en zonder besluit van buitenaf haar besluit neemt. De heer Beekhuizen stelt dat dat strikt juridisch niet noodzakelijk is en dat dat de abortusarts niet ontslaat van de plicht het ook te doen. Met het laatste zijn wij het geheel eens en ons artikel handelt ook in het geheel niet over de taken van de abortusarts. Ons artikel onderzoekt de rol van de huisarts bij de besluitvorming rond ongewenste zwangerschap. Zoals de heer Beekhuizen stelt heeft de huisarts hierin ook wettelijke taken. Daarover verschillen wij niet van mening. De samenwerkingsafspraken waarvoor in ons artikel gepleit wordt, zijn bedoeld om het professioneel handelen van huisartsen te ondersteunen. Het gaat dan om een praktische samenvatting van de termijnen, de vijf dagen bedenktijd, het belang van de datum in de verwijsbrief en de verwijsmogelijkheden. De gemiddelde Nederlandse huisarts ziet slechts enkele keren per jaar een ongewenst zwangere patiënte, maar in sommige wijken en gemeenten van Nederland is dat aantal veel groter. In alle gevallen is de huisarts de hulpverlener, die de context van de patiënt kent en veelal een langdurige behandelrelatie met de patiënt heeft. Tot het professioneel handelen van de huisarts mag adequate informatievoorziening en goede counseling gerekend worden. De huisarts kan daartoe andere hulpverleners inschakelen. Regionaal worden daarover ook samenwerkingsafspraken gemaakt, zowel transmuraal (tussen eerste en tweede lijn) als binnen de eerste lijn. Veel huisartsen hebben intensieve samenwerking met maatschappelijk werkers en psychologen binnen de eerste lijn, maar de samenwerkingsafspraak is zeker ook bedoeld om de weg te wijzen naar landelijke onafhankelijke en
levensbeschouwelijke hulpverleningsinstanties.

Gé Donker

Willem
Beekhuizen

Collega Donker bestrijdt niet dat de zin uit de Inleiding “Tijdens het 1e bezoek aan de arts, meestal dus de huisarts, moet de vrouw geïnformeerd worden…” juridische onjuist is. Het "…het verplicht verstrekken van die informatie” in de Beschouwing geldt evenmin voor de huisarts. Met de arts in artikel 5 van de Wafz wordt uitsluitend gedoeld wordt op de abortusarts. Het idee dat  “de huisarts een grotere rol moet spelen bij de hulpverlening rond abortussen” is afkomstig van de de “pro life” Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (Medisch Contact nr 48-2007 “NHG ziet niks in abortusstandaard”). Volgens de VBOK destijds waren er onduidelijkheden zoals “de taakverdeling tussen abortusarts en huisarts bij de begeleiding van het keuzeproces”. De huisartsen moesten naar de VBOK kunnen verwijzen; de taken en verantwoordelijkheden zouden moeten worden afgebakend in protocollen of richtlijnen.

Het kwalitatieve onderzoek bij 12 huisartsen dat in 2007 gepubliceerd werd in HA&W (ref. 12) en waarvan nu de bevindingen worden geciteerd en als knelpunten overgenomen komt uit een onderzoeksrapport van de erkend pro life-instelling het Lindeboominstituut (Psychische problematiek bij vrouwen na abortus provocatus en de rol van de huisarts). Dat rapport was transparant over het perspectief dat een rol speelde bij de interpretatie van onderzoeksgegevens: “Ieder embryo bergt het geheim van het Scheppingswerk van God die een nieuw mensenkind in het leven roept dat we dienen te beschermen (vgl. Bijbel, psalm 139)” (Van Laar-Jochemsen 2006, p. 25). De hulpverlener moest de hulpvrager helpen om haar waarden te verhelderen en ze eventueel ook ter discussie stellen (p. 93). Het artikel uit HA&W laat helaas deze verhelderende informatie over die bias achterwege. Het artikel van Donker cs doet dat evenmin en neemt veel van de conclusies en suggesties zonder meer over.

In de laatste zin van het antwoord van collega Donker zegt ze dat de samenwerkingsafspraak (mede) bedoeld is om de weg te wijzen naar landelijke levensbeschouwelijke hulpverleningsinstanties. Dat kan  alleen betekenen verwijzing naar Siriz (de operationele voortzetting van de VBOK). Siriz is niet-transparant over de doelstelling “te bevorderen dat de nog niet geboren mens wordt beschermd vanaf de conceptie”. Siriz verwijst dan ook nooit naar een abortuskliniek. Verwijzing door de huisarts naar Siriz komt daarom vrijwel altijd neer op het opwerpen van belemmeringen bij de toegang tot abortushulpverlening. De abortuswet tracht dat uitdrukkelijk tegen te gaan en stelt dat bij (huis)artsen strafbaar.
Kort gezegd worden er door Donker oplossingen geboden voor problemen die er niet zijn, tenzij men een bepaalde levensbeschouwing aanhangt en die niet onschuldig zijn omdat ze een gevaar kunnen vormen voor de toegankelijkheid en onafhankelijkheid van de hulpverlening.

Willem Beekhuizen, abortusarts n.p.

In de inleiding van het artikel beschrijven wij het wetenschappelijk onderzoek dat voorafgaand aan ons onderzoek over dit onderwerp gepubliceerd is. De conclusies van die onderzoeken worden weergegeven en niet 'overgenomen'. Dat er van de 21 gebruikte referenties 1 een pro-life achtergrond kent, geeft de pluriformiteit van de Nederlandse samenleving, ook op onderzoeksgebied, weer. De inleiding van ons artikel eindigt met onderzoeksvragen, die in het resultatengedeelte van het artikel beantwoord en in de discussie in nader perspectief geplaatst worden. Deze onderzoeksvragen bouwen voort op voorgaand onderzoek, maar een dergelijk onderzoek is niet eerder in Nederland verricht. De goede lezer heeft gezien, dat de verandering van besluitvorming twee richtingen opgaat. Er zijn zwangeren, die aanvankelijk abortus wilden en daar bij nader inzien van afzagen, maar ook andersom. Ook voor de laatste groep is goede counseling door de huisarts van belang, omdat die anders ten onrechte mogelijk de weg naar zwangersafbreking niet vindt. Het artikel toont de neutrale benadering van het onderwerp en stelt de eigen keuze van de patiënt centraal. Het feit dat de abortusarts bepaalde wettelijk geregelde verplichtingen heeft betekent niet dat de huisarts niet professionele standaarden hanteert. Mogelijk is Dhr. Beekhuis niet bekend met de ruim 100 richtlijnen (standaarden) en samenwerkingsafspraken, die huisartsen op velerlei terrein hebben (zie www.nhg.org). Deze zijn slechts bedoeld ter ondersteuning van het professioneel handelen van huisartsen en huisartsen maken dankbaar gebruik van deze documenten bij hun dagelijkse praktijkvoering. Een onderdeel van samenwerkingsafspraken kan een sociale kaart zijn, een overzicht van verwijsmogelijkheden. Daarin wordt volledigheid nagestreefd, zodat patiënten na goede informatie een weloverwogen eigen keuze kunnen maken. De suggestie dat de toegankelijkheid en onafhankelijkheid van hulpverlening in het gevaar zou kunnen komen door het verstrekken van informatie aan huisartsen op dit terrein herkennen wij niet. Huisartsen zijn professionals, die bij consultatie hun patiënten optimaal proberen te begeleiden, zeker in cruciale fases van hun leven. De onderzoekers van Rutgers WPF en NIVEL, die dit onderzoek verricht hebben, hebben alle al meerdere publicaties op het terrein van onderzoek van ongewenste zwangerschap en kunnen niet van bias beticht worden. Zij hebben geen juridisch manifest geschreven, maar wetenschappelijk onderzoek verricht, daarvan verslag gedaan en daaruit conclusies getrokken. Een van die conclusies, de suggestie om samenwerkingsafspraken te maken over ongewenste zwangerschap, is door betrokken partijen, waaronder FIOM, de Nederlandse Vereniging van Abortusartsen en het Nederlandse Huisartsen Genootschap, voortvarend opgepakt.

Gé Donker