Samenvatting
Doel
Inventarisatie van de zorg voor patiënten met een Bellse parese door huisartsen, kno-artsen en neurologen in Nederland.
Opzet
Transversaal vragenlijstonderzoek.
Methode
Via een onlinevragenlijst vroegen wij Nederlandse huisartsen, kno-artsen en neurologen naar hun mening over de diagnostiek en behandeling van patiënten met een Bellse parese. Antwoorden werden per specialisme geanalyseerd met beschrijvende statistiek en onderling vergeleken met de χ2-toets.
Resultaten
In totaal vulden 415 artsen de vragenlijst in, onder wie 149 huisartsen, 123 kno-artsen en 143 neurologen. De antwoorden toonden statistisch significante verschillen tussen de specialismen wat betreft anamnese, lichamelijk onderzoek, alarmsymptomen, behandeling en follow-up. Kno-artsen vragen hun patiënten het frequentst naar gehoorverlies (90%) en neurologen het vaakst naar andere uitvalsverschijnselen (62% naar krachtsverlies). Huisartsen vragen veel minder vaak naar een tekenbeet dan kno-artsen en neurologen (36 vs. respectievelijk 89 en 71%). Otoscopie vindt door neurologen weinig plaats (21%), maar zij onderzoeken vaker de oogbewegingen dan huis- en kno-artsen (78 vs. resp. 33 en 20%). Kno-artsen gaven vaker aan antivirale medicatie toe te voegen aan de behandeling met prednison dan huisartsen en neurologen (45 vs. resp. 9 en 6%). De termijn van follow-up verschilde sterk per arts, variërend van enkele dagen tot 6 weken na het eerste bezoek.
Conclusie
De zorg voor patiënten met een Bellse parese in Nederland wordt voor een belangrijk deel bepaald door het specialisme van de arts. Ondanks overeenstemmende richtlijnen gaven huisartsen, kno-artsen en neurologen verschillende antwoorden op vragen over de diagnostiek en behandeling. Onze resultaten laten zien dat er meer aandacht besteed moet worden aan de implementatie en navolging van een multidisciplinaire richtlijn.
Reacties